Aan ’t zeestrand wuiven de vrouwen,
De visschersvloot zeilt uit.
De visschers namen hun afscheid,
Van kind en van vrouw en kind.
Het zonlicht speelt over ’t water,
Dan nog een laatste groet
Terwijl een klokje in de duinen,
Z’n klanken hooren doet.
Refrein:
Bim bam bim bam,
Klinken de toonen zoo licht.
Bim bam bim bam,
Visschers vaarwel doe je plicht,
Bim bam bim bam,
Klinken de toonen vol moed.
Bim bam bim bam,
’n Afscheidsgroet
Een maand is nadien verloopen,
Woest en wild buldert de zee.
In ’t dorpje bidden de vrouwen,
Breng hun behouden aan ree.
Opeens daar treft hen de mare,
Ginds is een schip in nood,
Daar vechten zij hun die wachten,
In den nacht met den dood.
Refrein:
Bim bam bim bam,
Klinkt dan die klok door de nacht
Bim bam bim bam,
Zwaar als een angstige klacht.
Bim bam bim bam,
Boven het windgehuil uit.
Bim bam donderend,
d’ Noodklok luidt.
Daar door de duinen een lijkstoet ,
Stil in de morgen koelt.
Niets dan wat vormlooze lijken,
Zijn slechts aan land gespoeld.
Niets breekt de plechtige stilte,
Dan ’t ruisschen van de wind.
Tot plots de klok van de duinkerk,
Droevig zijn lied begint.
Refrein:
Bim bam bim bam,
Klinkt dan die klok door de nacht.
Bim bam bim bam,
Visschers rust zacht en in vree.
Bim bam bim bam,
Tonen zoo zwaar en zoo lang.
Bim bam beiert de klok,
’n Doodenzang.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.