Toen ik nog bij mijne moeder was,
was ik een aardig ventje.
Nu noemt men mij, niet anders dan,
zoo’n katterig studentje.
En vraag je nu, hoe komt dat zo?
Ik zal het je verklaren.
Dat komt mijnheer, omdat ik ben,
nu in mijn vlegeljaren.
Dat komt mijnheer, omdat ik ben,
nu in mijn vlegeljaren.
Bij moeder was ik vroeg en laat
zoo’n snoeperig cherubijntje.
Maar ieder die mijn schrift nu ziet
zegt wat een lelijk zwijntje.
’k Was toen een ventje net en stil
nu wil ik niet bedaren.
Zo gaat het als, het ventje lief
komt in zijn vlegeljaren.
Zo gaat het als, het ventje lief
komt in zijn vlegeljaren.
Ik kon vroeger meer dan twee jaar lang
slechts een paar schoenen dragen.
Nu moet ik om de maand of vijf
reeds een paar nieuwe vragen.
Ik kan mijn bloes of korte broek
niet zonder scheur bewaren.
Wat wil je daar nu al aan doen?
’k Ben in mijn vlegeljaren.
Wat wil je daar nu al aan doen?
’k Ben in mijn vlegeljaren.
Mijn maagje kon, toen amper twee,
drie boterhammen velen.
Nu kan ik best, een stapeltje
van zes naar binnen spelen.
Ik ben steeds ijverig in de weer
om krachten te vergaren.
Het eten smaakt het lekkerst in
de zoete vlegeljaren.
Het eten smaakt het lekkerst in
de zoete vlegeljaren.
‘k Hoor dikwijls een of andere tijd
van ’s mensen leven prijzen.
Aan al die grootspraak hecht ik niet.
’t Valt alles te bewijzen.
Wat ook een ander daarvan denkt,
ik wil je vrij verklaren.
De schoonste tijd van ’t leven is
de tijd der vlegeljaren.
De schoonste tijd van ’t leven is
de tijd der vlegeljaren.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.