
Hier staat nu fris in Vlaanderland de wandelknaap gereed
Een zak ter rugge staf in de hand de kleren los en breed
Hij is zo vro zo welgezind zo fier op ’t wereldpad
Zijn vlagge wappert in de wind zijn vlagge wappert in de wind
Zijn jeugd zijn jeugd zijn jeugd dat is zijn schat
Zijn jeugd zijn jeugd zijn jeugd dat is zijn schat
Flink stapt hij op verkenning uit tot aan het Vlaamse strand
Hij leert begrijpen wat beduidt te kennen goed zijn land
Te kennen goed zijn eigen volk zijn grootheid zijne taal
Zijn nood zo dreigend als een wolk zijn nood zo dreigend als een wolk
Hij leert hij leert hij leert het al te maal
Hij leert hij leert hij leert het al te maal