Een duifje vloog door ’t groene bos gedurig heen en weer
En lei dan telkens in een nest wat dorre takjes neer,
En vrolijk klonk het af en toe: roekoe, roekoe.
En toen de mooie meimaand kwam toen lagen in dat nest
Vier lieve duivenkuikentjes, die hadden ’t opperbest,
En vrolijk klonk het af en toe: roekoe, roekoe.
Maar wrede Bart dwaald’ in het bos en sloop langs struik en heg,
Hij zag het nest, beklom de boom en stal de jongen weg,
Toen klaagden d’ouders droef te moe: roekoe, roekoe.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.