Hij liep langs de straat als een branie
Hij ging voor geen mens uit de weg
Hij raasde en danste en zwierde
En maalde om geen dalles of pech
De straat was zijn lust of zijn leven
Daar voelt die zich thuis en de baas
Daar was ie de prins van de meiden
Daar vocht ie met Jan, Piet en Klaas.
Refrein:
Hij was maar ’n jongen van Jan Boezeroen
Maar had in z’n body een hart
Een hart dat niet kwaad was
Een hart dat kordaat was
Ja, een hart dat van trouw wist en smart
Eens werd in een striemende regen
Een vrouwtje uit haar woning gezet
De stakker stond bevend te schreien
’t Gebeurde in naam van de wet
Toen kwam daar die schrik van de vlakte
En ging met zijn pet in het rond
En ruste niet eer die voor ’t vrouwtje
Een dak en een boterham vond.
Refrein
En plotseling klonk op een avond
De vrees’lijke noodkreet van brand
Een huis stond daar eensklaps in vlammen
Een kind was nog boven in ’t pand
Toen vloog daar die branie de trap op
’t Werd stil want de angst maakte stom
Het kind was gered door de buren
Maar hem zag men niet meer weerom.
Refrein
Er daalde op een triestige morgen
Een kist in het gapende graf
Een traan blonk in honderden ogen
Van het volk wat de grafkuil omgaf
Toen trad uit de rijen een moeder
En legde met bevende hand
Een krans op het graf van de branie
En sprak toen door smart overmand.
Refrein
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.