Home / Liedjes / Geuzenlied

Geuzenlied

(Uit Geuzenliedboek 1600)

De Geuzen zijn in Bomlerweert gevallen,
Zij hebben mijn ontnomen met haer allen
Een hupse schans en daartoe sterck van mueren
’t Is een qua kans voor mij, die ’t moet besueren.
Want met dees schans seer fel
Meend’ ik te winnen ’t spel,
Dit was ook al mijn meening
Maer ’t is nu al crackeel,
Want nullo is mijn deel,
Dat mij brengt in vercleening.

Omdat Nassau, als een stout helt bevonden,
Hollant getrou wil zijn tot allen stonden,
Die met geweld mijn volck daer quam bestrijden,
’t Welck mij seer quelt; nochtans ick moetet lijden,
Ick wilde wel voorwaar
Dat dese schans aldaer
Noijt en ware begonnen!
Want ’t spel heb ik geroct,
Maar de Geus seer verstoct,
Die heeft het afgesponnen.

Mijn vreucht verdwijnt, couragie loopt verloren,
Maar siet het schijnt, ick bender toe gheboren;
Ick heb den strik voor anderen gehangen,
Maar nu ben ick daer selver in gevangen!
Och wat sal’ic gaen doen!
’t Hart sinct my in de schoen,
Door angst ben ick verslagen!
Elc roept met vollen crop:
,,De clapmuts moet haes-op!’
Ai seg, wie sout verdragen?


(heb ik geroct = op touw gezet)
(De clapmuts moet haes-op = De Spanjaard moet weg)

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten