
Daar kwam een herdersmeisje
Geloopen langs de hei
Die zong een simpel wijsje
Een wijsje van de Mei.
Toen kwam een herdersknaapje
Van verre lang de hei
Die zei mijn aardig schaapje
‘k Zing net zoo mooi als jij.
Toen zongen ze te samen
Al in het gras zo malsch
Ze snoepten zoete bramen
En zongen daardoor valsch.
Ze hielden van elkander
Al in het malsche gras
Ze namen nooit een ander
Omdat er geen ander was.
Toen, toen, toen kwam de fiedel en de fluit,
Die maakte, die maakte, die maakte ’t liedje uit.