Home / Liedjes / Het dichterlijk meisje

Het dichterlijk meisje


Daar was een meisje van fatsoen,
Een meisje vrij en blij,
Die ging pedante dingen doen,
Al in de poëzij.

Zij trok een mannelijk gezicht,
En fierbewustzijn aan,
Toen sloot zij fluks haar kamer dicht,
En liet het strijkgoed staan.

Het meisje was compleet voorzien,
Van heuschelijke smart,
Zij telde twintig jaar misschien,
En had een edel hart.

Zij was de wereldzorg bewust,
Die dezen tijd vervult,
Waarin men liever biefstuk lust,
Dan spek of zure zult.

Zij vond een zoen een enge zaak,
De liefde leek haar vies,
Zij noemde elken man een draak,
“Ik baas!” was haar devies.

Dus greep zij naar een scherpe pen,
Zij stak die in de pot,
“Nu zal ik toonen wat ik ben,”
En schreef de punten bot.

De verzen dropen voor haar neer,
Als taaie appelstroop,
Van strijkgoed was geen sprake meer,
Haar ziel ging aan den loop.

Zij dichtte, dichtte zonder end,
Haar postpapier stond vol,
Zij was volkomen leeg gepend,
Haar hersenkas was hol.

Maar toen men hare verzen las,
Keek iedereen haar an,
Men vond dat ’t nog het beste was,
Haar loflied op de man.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten