
Oud heertje leest couranten als oude heertjes doen
Hij voelt het leven veilig verzekerd door pensioen
Hij toetst precies elk dingetje aan zijn besloten kringetje
Hij draait steeds om zijn spilletje, kijkt over ’t gouden brilletje
En zegt met Pausigheid: “ ’t Was anders in mijn tijd.”
Oud heertje kijkt naar buiten, loert in de stille straat
Ziet daar een heel jong paartje, dat giechelend verder gaat
Hij schudt zijn sneeuwwit bolletje, lacht heim’lijk om dat lolletje
Kijkt guitig over’t brilletje, denk bij dat jeugd idylletje
Toch met wat spijtigheid: “ ’t Was anders in mijn tijd.”
Oud heertje glundert knusjes; daar aan de overkant
Loopt kittig, fris en blozend, een dienstmeid heel parmant.
Hij knikt naar’t aardig dingetje, zij staakt haar wandelingetje
Giert ’t uit om dat paskwilletje: het heertje met zijn brilletje
Hij denkt gerieft volspijt: “ ’t Was anders in mijn tijd.”
Zijn kleinkind komt naar binnen, ziet zonder groeten rond
Gooit hoed en tasch op tafel, gaat spelen met de hond
En opa ziet dat kereltje, dat hoort niet in zijn wereldje
Zoo’n bruut respectloos willetje en over ’t gouden brilletje
Kijkt hij met streng verwijt: “ ’t Was anders in mijn tijd.”
Oud heertje gaat wat rusten, dut suffend even in;
Oud heertje schijnt te dromen, een traan drupt langs zijn kin.
Een zenuwschok, een rilletje en op zijn schoot valt ’t brilletje
Het fonkelt daar in ’t zonnelicht, oud heertje heeft een droomgezicht
’n Visioen dat stil verglijdt… Hij leeft weer in zijn tijd…