Lieve schipper vaar mij over,
Naar dat gindse dorpje heen.
Ik zal U een halssnoer geven
En deez’ kostelijken steen.
Lieve meisje ‘k vaar U niet over,
Voor geen halssnoer, voor geen steen.
Nee voor zulke kleinigheden,
Vaar ik U daar ginds niet heen.
Lieve schipper vaar mij toch over,
‘k Zal U geven wat U behaagt.
Ja ik zal U alles geven,
Wat Uw goedheid van mij vraagt.
Mocht ik U een kusje geven,
Voor Uw roderozemond,
Dan vaar ik daarginds U henen,
Zelfs de hele wereld rond.
’t Arme meisje stond verlegen,
Sloeg haar oogjes blozend neer.
Zachtkens zonk zij in zijn armen,
En hij kuste haar keer op keer.
Zachtkens zijn zij heen gevaren,
Langs de baren van de zee.
En het zalige kapiteintje,
Bracht haar naar de veil’ge ree.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.