
Er was eens een tinnen soldaatje
dat zat op een tinnen paard.
Het paard had vier tinnen poten
en een lange tinnen staart
Het tinnen soldaatje wachtte
op ’t schallen van de klaroen,
om met zijn tinnen sabeltje
zijn tinnen plicht te doen
Maar de klaroen bleef zwijgen
want zij was ook van tin.
En niemand kon er op blazen;
er zaten geen gaatjes is.