
Hoe prettig is nu ’t schemeruurtje
Wij scharen ons om ’t kachelvuurtje
Dat helder brandt en vonken schiet
En broer noch zusje heeft verdriet
Een vrolijk liedje wordt gezongen
Nu ’t maantje door de ruiten tuurt
En zo het nog een poosje gluurt
Dan ziet het ons bijeengedrongen
Als muisjes op een kluitje
En niemand roert zijn snuitje
Elk spitst zijn oren als een haas
Want vader gaat vertellen
Van Sinterklaas
(hierna werd dan het verhaal verteld van Sinterklaas die een bezoek bracht aan de schoenmakerswinkel waar hij een goudbeurs achterliet)