Hoe zacht glijdt ons bootje op ’t spiegelend meer,
hoe dansen de golfjes bij ’t boord op en neer!
Het windje, zo dartel, het suist er zo blij;
het noodt ons tot zingen, ja komt, zingen wij!
Bij windgesuis strelend als ’t vogelenlied,
zo drijven wij voorwaarts; ’t zingt toe ons: ‘Geniet!’
Geen stormen, geen vlagen, geen dreigende zee,
niets stoort onze vreugde, of spelt er ons wee.
Maar nimmer was vreugde bestendig van duur,
reeds donkert des hemels rein glanzend azuur!
De wind gaart zijn krachten, wijl ’t bruisende nat,
aangroeiend tot baren, de zeilen bespat.
Gereefd nu de zeilen, de steven gewend!
Naar d’oever, daar wacht ons de gastvrije tent;
daar rusten we veilig, hoe ’t onweer ook woedt,
daarheen nu gekeerd en ter ruste gespoed!
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.