Toen ik nog op de schoolbank zat
Had ik steeds veel plezier,
Om Mientje, ’t was een reuzeschat
De dochter van de kruidenier.
Ze speelde wel wat graag de baas
Dat had ze van haar Ma,
Die deed in grutten en in kaas,
Dus riep ik haar steeds achterna:
Refrein:
Iene miene miene miene mutte
Tien pond grutten, tien pond kaas
Iene miene miene miene mutte
Iene miene mutte speelt de baas.
Iene miene miene miene mutte
Tien pond grutten, tien pond kaas
Iene miene miene miene mutte
lene miene mutte speelt de baas.
Toen ik de school verlaten had
Kwam ik op een kantoor,
Daar zag ik weer die lieve schat
Zij stelde zich nu als volgt zich voor:
“Ik ben hier al een jaartje chef,
Let wel, de eerste kracht.’
Ik dacht wat heeft dat kind weer lef
En zong daarbij bedeesd en zacht:
Refrein
Het werd voor mij een harde strijd
Doch na een jaar of vier
Vroeg ik ondanks haar bazigheid
De dochter van de kruidenier.
Wij zijn toen naar ’t stadhuis gegaan
En voor de ambtenaar
Keek ik mijn Mientje even aan
En sprak ik heel verrukt tot haar:
Refrein
‘Nu ben ik al een jaar of wat
Verbonden in de echt,
En moet ik van die kleine kat
Steeds alles doen wat zij mij zegt.
Ik krijg haast daag’lijks op mijn kop
En voor de goede vreê
Ga ik dan maar de vliering op
En roep ik zachtjes naar beneê:
Refrein
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.