Ik was pas een meisje van zeventien jaar,
Zo blank als een sneeuwbal zo rein,
Nog onbewust droomde ‘k van liefde en geluk,
Niets afwist van ’s werelds venijn,
Toen heb ik als bakvisje dartel en blij,
Mijn onschuldig huidje verpand,
Aan hem, waar ‘k van hield en hij ook van mij,
Ik was trots op mijn luitenant.
Refrein:
‘k Heb niet gewandeld op rozen,
Mijn visioen was maar schijn,
Liefde, geluk zijn vervlogen,
‘k Mocht bij mijn Freddie niet zijn.
Hij die mij plechtig beloofde,
Hij die mij zijn woord gaf van eer,
Hij die verwoeste de zon van mijn leven,
Hij is niet meer.
Het vaderland riep hem zijn heilige taak,
Hij deed wat zijn plicht hem gebood.
Hij streed als een held, tot op zekere dag,
Hij zelf door een kogel werd gedood.
Vaarwel vrije liefde, zoek nu je fortuin,
Weg ouders, weg jeugd, weg mijn eer.
Gebukt onder ’t juk van verloren geluk,
De vrucht van de schande doet zeer.
Refrein
Zo sleept mij het noodlot door ’t slijk van dees aard,
Mijn jeugd ging vergiftigt voorbij.
Geen blik van fatsoen lijkt geen mensen meer waard,
Erbarmen heeft niemand met mij.
Niemand die beseft wat een arme vrouw,
Gehuld in het zondige kleed,
Moest boeten voor een kleine misstap,
Die ze eenmaal in haar leven misdeed.
Refrein
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.