
Ik liep langs zee, zwaaide met mijn hoed.
Oh die jongen, die was voor mij zo goed.
Eerst een kus
toen was mijn hart gerus(t)
en toen vertrok de boot met lu(huhu)st.
En zeg kom jij eens hier
en doe me een plezier
en ga je met me mee
naar de wandelzee.
[Refrein:]
Voor een keertje
met een meneertje
lekkertjes, lekkertjes over de zee.
Hoezee!