Home / Liedjes / Ik wou dat ik een dier was

Ik wou dat ik een dier was

Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Het valt zovele mensen, zo zwaar om mens te zijn.
Ze trachten het wel te wezen, ze zijn het maar in schijn.
Ik wil het vrij bekennen, ik wou ik was een dier.
Dan behoefde ik niet te zingen, voor ’n ander zijn plezier.

Ik wou dat ik een koe was, dan was ik o zo blij.
‘k Liep de hele dag te grazen in een of andere wei.
Krijg ik het mond- en klauwzeer dan ben ik niet gezond.
Dan laat ik mij verkopen voor 30 cent het pond.

Ik wou dat ik een kip was, zo mollig en zo rond.
Ik kakelde hele dagen, vanaf de morgenstond.
Verveel ik mij dan leg ik, uit tijdverdrijf een ei.
Maar met zo’n beetje kakelen is gauw een dag voorbij.

Ik wou dat ik een vlooi was, dan had ik het zeker goed.
Ik prikte al die meisjes, ik leefde van haar bloed.
Kon ik mijn vrouwtje prikken, had ik plezier ervan.
Ik weet precies de plaatsjes, waar ze ’t niet verdragen kan.

Ik wou dat ik was een hondje, zo poezelig en zo klein
Er is niet aangenamer, dan poezelig te zijn,
Ik hoefde niets te laten, ik strijd voor mijn fatsoen.
Dan deed ik op de straten wat ik niet in huis mocht doen.

Ik wou dat ik een olifant was, van grote kwaliteit.
Met een hele lange slurf, dan slurpte ik altijd.
Die hele dikke poten, die staan mij ook wel aan.
Dan ga ik op mijn grootma, haar eksterogen staan!

Ik wou dat ik een aap was, en ‘k word het ook misschien.
Zo’n aap als ik zou wezen, heeft u nog nooit gezien.
Dat was dan volgens Darwin, voor u een grote straf.
Als ik een aap zou wezen, dan stammen jullie van mij af.

Ik wou dat ik een zwijn was, al klinkt het ook wat goor.
Daar heb ik van alle dingen, het meeste aanleg voor.
En ieder jong en oude, die hielden veel van mij.
Want vele mensen houden het meest van zwijnerij.

Ik wou dat ik een paard was, dan was ik een edel dier.
Want paarden die zijn edel, dat weet u allen hier.
Dan laat ik mij dresseren, bij Carré een maand of elf.
En als ik dan ben uitgeleerd, begin ik voor mijzelf.

Ik wou ik was een ezel, ia, zo riep ik dan
Ia is ook het enige wat een ezel zeggen kan.
Vroeg men mij om te trouwen, dan zei ik, nee heel fijn.
Want zei ik dan, ia, dan zou ik de grootste ezel zijn.

Ik wou ik was een zebra, met strepen zwart en wit.
Ik vind het niet onaardig, als je vol met strepen zit.
Als zebra had ik waarlijk, een hele mooie kans.
Ik ging reclame maken, voor Zebra-Kachelglans.

Ik wou dat ik een bok was, wat zou dat heerlijk zijn.
Ik ben er voor geboren, om bokkerig te zijn.
Als pas geboren bokkie, riep ik gedurig bè.
En later zou ik schreeuwen, van je bokkie, bokkie, bè.

Ik wou dat ik een ooievaar was, dat was bepaald een pracht.
Ik had het willen wezen, die in Den Haag ’t prinsesje bracht.
Zou ik een prinsesje brengen, o, jé wat een plezier.
Dan liet ik mij bekronen, als hofleverancier.

Nu weet u dames en heren, precies hetgeen ik wens.
Maar ik ben eenmaal geboren, in de gedaante van een mens.
Om als een dier te leven, die kunst is o zo klein.
De grootste kunst op aarde, dat is om mens te zijn.

dier koe kip hond poes bok mens

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten