
Blaast de tamboer ’t leuke ‘jas-jas-jas!’
Dan neemt de hele troep zijn mes alras,
En men treedt gezwind naar buiten aan,
Om samen naar de piepers toe te gaan.
En elk soldaatje krijgt dan een karwei,
De een savoye kool en de andere prei.
Een derde is van uienschillen bang,
De tranen rollen langs zijn wang.
Refrein:
Kom, laat ons jassen, jassen, jassen,
Kom, laat ons jassen, jassen, jassen,
Kom jongens, jas nu maar,
Morgen is de rats weer klaar!
Kom jongens, jas nu maar,
Morgen is de rats weer klaar!
De menagemeester surveilleert,
Maar de piepers raken nooit verkeerd;
Menig pijpje vliegt uit iemands mond,
En valt gebroken neer op den grond.
Weer een ander stuift verwoed omhoog,
Want een pieper trof hem in het oog;
En toch onder al dat woest getier,
Hebben wij het allergrootst plezier!