Home / Liedjes / Karel en Roza

Karel en Roza


Karel beminde Roza teeder,
Als ’t vuur des jongelings eigen.
Roza beminde Karel weder,
Maar hun plicht gebood het te zwijgen.
Beider stand was ongelijk,
Karel was arm, en Roza was rijk.
Slechts in het veld kon Karel klagen,
En aan de echo zijn Roza vragen.
En die klaagde hem ook immer na,
Roza, Roza.

Blonk haar soms in het oog een traan,
Zag zij die arme Karel werken,
En als zijn arbeid was gedaan,
Dwaalde hij langs bosch en perken,
Tot hij ’t lievelingplekje vond
Waar zoo vaak zijn Roza stond.
Ja, dan knielde Karel neder,
,,Dierbare Roza’ riep hij teder,
En dan klaagde hem de echo na,
Roza, Roza.

Menig traan zijn oog ontvlood,
Heeft het nachtuur weggedragen.
Maar de eenzaamheid dat rust hem bood,
Vond de jongeling troost in ’t klagen.
,,Dierbare Roza’ riep hij uit,
,,Roza wordt gij een anders bruid,
Hebt gij een minnaar, bemin hem hartelijk’,
,,Dierbare Roza’ riep hij smartelijk,
En dan klaagde hem de echo na,
Roza, Roza.

Maar opeens kwam Karels harte,
Een blijde troost verwarmen.
Het einde was van zijn smarten.
Roza klemde zich in zijn armen,
Wie kon Karels vreugde melden,
Roza’s naam klinkt langs de velden.
En nu juicht de echo na,
Roza, Roza.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten