Lieveling als ik jou aankijk, Jou van ’t leven onbewust,
Maak ik, in m’n groote liefde, mij voor jou al ongerust.
Er is in dit moeilijk leven, zooveel valsche schijn en kwaad,
Niemand kan tevoren weten, wat voor ‘m geschreven staat.
Refrein :
Kindje met je mooie oogen, zoo onschuldig lief en rein,
‘k Vraag me met doodsangst om ’t harte:
‘Wat zal wel jou toekomst zijn?’
Naast geluk was angst en vreeze,
Toen ik biddend om je vroeg,
’t Noodlot vraagt soms zware offers,
Ben je daarvoor sterk genoeg?
Zul je ’t levensraadsel peilen, vragen naar waarom en hoe,
Zal je je verheffen kunnen, boven valsch en slecht gedoe.
Zul je wel bestand zijn schatje, tegen laster en venijn,
Zul je wel eens aan me denken, als ik er niet meer zal zijn?
Hoeveel duizenden gaan onder, in de groote levenszee,
Een klein foutje is vaak oorzaak, dat beslist vaak wel en wee .
Al die duizenden in cellen, meisjes die de straat op gaan,
Hadden Vaders (of Moeders) die als ik schat,
Hebben aan hun wieg gestaan.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.