
Er was een kleine krullenbol,
3 jaar oud,
die liep thuis van zijn moeder weg
was dat niet stout?
Ja dat was stout,
ja dat was stout.
Hij pakte een lekker appeltje,
een sneetje brood.
En zei: “Ik ga de wereld in,
ik ben al groot,
ik ben al groot,
ik ben al groot.”
Er kwam een grote hond toen aan,
woef, waf, waf,
hij pakte de kleine krullenbol,
zijn boterham af,
zijn boterham af,
zijn boterham af.
Hij huilde dikke tranen.
Daar kwam moe.
Hij liep toen weer met moeder mee,
naar huis weer toe,
naar huis weer toe,
naar huis weer toe.