Home / Liedjes / Lawaaistudent

Lawaaistudent


Wanneer Papa fabrieken heeft,
Zijn zaken goed rendeeren,
En deftig van zijn duiten leeft,
Dan moet Dan moet de zoon studeren.

Dan loopt ie veertien dagen groen.
Dan gaat ie aan ’t sjouwen,
Dan wil ie stomme dingen doen,
Die naderhand berouwen.

Maar is ie dan een beetje man,
Dan gaat ie ook studeeren,
Dan toont ie dat hij meer nog kan,
Dan fuiven en verteren.

Maar is ie iemand zonder kop,
Dan wordt ie gauw ’n zwijntje,
Dan slempt en brast ie alles op,
Om geld geeft ie ’n schijntje.

Dan wordt de zoon een nette vent,
Die houdt van herrie schoppen,
Een kerel die niets beters kent,
Dan patsen met zijn moppen.

Dan noemt ie zich je Jan-Stredent,
Dan draagt ie smalle broeken,
En dat ie goed het leven kent,
Dat merk je aan zijn vloeken.

Dan zit ie nachten op de kroeg,
Zijn dronkenschap te smoren,
En uit zoo’n type wordt gauw genoeg,
d’ Lawaai-student geboren.

Die vrouwen lastig valt op straat,
Bevuilbekt en beleedigt,
Vooral wanneer een kameraad,
Zoo’n vrouwtje niet verdedigt.

Dan maakt ie drukte als een gek,
Dan wil ie kranig wezen,
Dan zegt ie op een dag “verrek”,
‘Ik ga maar liever sjezen.”

Want van zoo’n bleeke, leege man,
Valt toch nooit iets te hopen,
’t Beste wat hij dan nog kan,
Is altijd groen te loopen.

Men haat zoo’n Hollandsch stukje fat,
Dat nooit iets zal presteeren,
Want als de vent geen duiten had,
Dan moest ie schoenen smeren.

Goddank dat in ons vaderland,
Nog jonge kerels loopen,
De met hun helder frisch verstand,
Geen flauwigheid verkoopen.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten