Home / Liedjes / Mini d’Amour

Mini d’Amour

Leursch liedeke van Twee Rinuskes - 1892 – 1917
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Toen de Bruigom een jongetje was,
Kwam hij op de Leur soms logeeren.
Hij sliep er dan steeds bij zijn neef,
Want dat waren twee vrienden die heeren,
Hij zei er dan zoo in vertrouwen:
Zeg jongen, mama is verkouwen,
Of…. zou het somwijlen de baker niet zijn?
Zeg, ik denk het mijn! ….

O, Ooievaar!
Kwam jij weer neergestreken
Moest ik daarom weg?
Wat zijn dat toch voor streken?
Is dat niet raar,
Als ik moet gaan logeeren,
Is steeds de baker daar.
O, Ooievaar!

’t Gebeerde ook soms andersom,
Dat neef in Breda ging logeeren,
Natuurlijk voor hetzelfde doel,
Dat wisten zij ook wel, die heeren.
Die zei er dan zoo in vertrouwen,
Zeg, nou is mijn moe weer verkouwen,
Of…. zou het somstijd weer de baker zijn?
Zeg, ik denk het mijne!….

O, Ooievaar!
Kwam jij weer neergestreken
Moest ik daarom weg?
Wat zijn dat toch voor streken?
Is dat niet raar,
Als ik moet gaan logeeren,
Is steeds de baker daar.
O, Ooievaar!