In een kamer zit een moeder,
met een foto op haar schoot,
Van haar lieve kleine jongen,
wreed gedreven in de dood.
In de vreemde neergeschoten
en vertrapt op veld van eer.
Smekend vragen moeder’s ogen,
nooit, neen nooit geen oorlog meer.
[Refrein:]
Als eens, alle, alle moeders,
om haar kind’ren gingen staan
en als dan in deze droefheid,
al de ogen open gaan.
Als de doden zullen fluist’ren,
het is genoeg, de wapens neer.
Dan zal heel de wereld juichen,
nooit, neen nooit geen oorlog meer.
Met kapot geschoten benen
en een vreemd misvormd gelaat
en met blind geschoten ogen,
zit hij op een hoek der straat.
Bed’lend om een aalmoes vragend,
op de borst een kruis van eer.
Smekend vragen blinde ogen,
nooit meer, nooit geen oorlog meer.
[Refrein]
Moe zo sprak de kleine jongen,
moe waar blijft m’n papie nou.
Waarom draagt u zwarte kleren?
Altijd loopt u in de rouw.
En dan streelt ze hem de lokken,
kindervragen doen zo zeer.
En uit angst voor hare jongen,
smeekt zij nooit geen oorlog meer.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.