[Refrein:]
O Cato,
‘k bemin je zo
‘kan zonder jou niet leven
Geloof me kind
je wordt bemind
de liefde die is blind
Twee valse tanden en een glazen oog
door die andere kan ze niet kijken
Haar neus is zo groot
en die staat zelden droog,
gaat veel op een gietertje lijken
De haren waarop ze zo groos nogal gaat
die hebben veel weg van een bos prikkeldraad
Van achteren is ze zo rank en zo slank,
van voren zo recht als een plank
[Refrein]
Ik zat in de bus
en je gaf me`n kus
Gelijk lag ik in de vernieling
Wij gingen naar bed
en we hadden een pret.
`t Resultaat was een beeldige drieling.
Eerst wist ik het niet maar nu weet ik het wel
Ik ben nu de pa van een heel geinig stel,
ze lijken op jou en ook kleine Brigit,
heeft net als haar moeder een paardengebit,
[Refrein]
De lucht uit je mond
lijkt een rottende wond.
En ook onze koters die meuren,
hetzelfde als jij
en toch ben ik heel blij
dat mij dit heeft kunnen gebeuren.
Want ik ben niet mooi, heb een kop als een aap,
lig heel vaak te snurken, vooral als ik slaap.
Maar gaan we op zondag gezellig op stap,
dan voel ik me vreselijk knap
[Refrein]
En heb ik weer trek
in een drassige snack.
Dan zuig ik wat soep uit je ogen,
de zakdoek die door het gezin wordt gebruikt
hang jij aan je neusie te drogen.
Je zesdehands fiets rijdt nu weer als een spoor,
want die is gesmeerd, met het vet uit je oor.
En onder je oksels in `t vochtige dons,
daar kweek je voor mij champignons.
[Refrein]
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.