
O kindeke Jezus mijn heer en mijn God
Hoe ligt gij zo arm’lijk hier in deze grot
wat vloeien uw traantjes, waarom toch die smart
Och wil toch niet wenen dat pijnigt mijn hart
O kindeke Jezus mijn schepper en heer
wat ligt gij hier arm’lijk in kribje terneer
Waarom moest Gij kiezen, een stal tot uw woon
Waarom is een kribbe de wieg van Gods zoon
O Vader daarboven aanschouw hier Uw kind
Gij weet hoe mijn harte het vurig bemint
Ik wil het beschermen maar sta mij toch bij
opdat ik een waardige hoeder steeds zij