Geen zang klinkt zo schoon en geen toon wordt gehoort,
Die meer ons begeestert, die meer ons bekoort,
Geen lied klinkt zo krachtig, zo innig gemeend,
Als ’t lied van de ouderen, als vrienden vereend,
Hier is geen hoogmoed of afgunst in ’t spel,
Wij zijn A.O.W ers, dat weten wij wel,
De één krijgt niet minder, de ander niet meer,
En iedere maand brengt de post het ons weer.
Hier drukken w’ elkander als vrienden de hand,
Bij ons is geen sprake van rang of van stand,
Wij kennen geen armoe, wij voelen ons rijk,
In ’t kleed van de ouderen zijn w’ allen gelijk,
Wat ook verander’ of wat ook verkeer,
Een beetje gezondheid, wij wensen niet meer,
Een feestje in ’t centrum, een feestje zo fijn,
’t Is bijna te groots om een oudere te zijn.
Hoe zwaar hadden Vader en Moeder het niet?
Bij kinderen in, was hun lot in ’t verschiet,
Nu kunnen de ouden als ’t heus niet meer gaat,
Naar vele instanties om hulp en om raad,
Nu is het duister verdwenen voor ’t licht,
En zijn vele huizen voor ons opgericht,
Nu davert de juichtoon vol vuur en vol gloed,
Wat hebben de ouderen het allen nu goed.
4 Met moed en volharding dan voort op het pad,
Dat voor ons zo menig oudere betrad,
Onze status te benijden, het uitzicht zo schoon,
Want straks aan het eind wacht ons blijdschap en kroon,
Zò gaan wij voort onvervaard op ons pad,
Zo goed hebben wij het nog nimmer gehad,
De zwakken en zieken staan wij steeds terzij,
Zo maken we and’ren gelukkig en blij.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.