
Onlangs voer onze boot naar de Poolzee,
Van de schrik werd de negerkok wit,
Want wij zagen een walvisje zitten,
Met een hoed op en een vals gebit.
Refrein:
Op de zee — Op de zee — Op de zee — Op de zee,
Daar beleef je avonturen.
Op de zee — Op de zee — Op de zee — Op de zee,
Nou, daar maak je als zeeman wat mee.
Op een keer werd een Potvis gevangen,
’t Was een dier — nou, gewoonweg ontaard,
In zijn buik zaten zeven matrozen,
En die speelden een spelletje kaart.
Refrein
In Japan — toen wij lagen te slapen,
Nam een stormwind het bovenschip mee,
Toen wij drie dagen later ontwaakten,
Zaten wij op de bodem der zee.
Refrein
De Kaptein riep: Wij zijn aangevaren,
Maar het schip mag volstrekt niet vergaan.
Nou, toen hebben wij even gepiekerd,
En het schip. . in een roeiboot gedaan:
Refrein
Ver van huis zaten wij zonder kolen,
Maar denk niet dat er één nijdig werd,
Want wij haalden de soep uit de keuken,
En wij stookten de vuren met snerst.
Refrein