Op een kind in Mei geboren
Er is een kind geboren,
Een jongetje in den Mei,
De feestmaand, de uitverkoren
Der liefde en Poëzij.
Zij wieg staat tusschen rozen
En gouden regens in,
En bleeke wangen blozen
Er bij – van moedermin!
De blonde zusje staren
Verbaasd het broertje aan;
Moet dát in later jaren
Met haar uit wandlen gaan?
Zijn vaders hart vloeit over
Van weelde, liefde en dank;
De nachtegaal in ’t loover
Zingt hem een wiegezank;
Zingt: „Welkom in dit leven,
Zoo treurig en zoo blij!
Pluk bloemen in zijn dreven,
Gij knaapje van den Mei!
„Zie, aardig lentewichtje!
Lief kopje, fijn en blond,
Steeds met een schalk gezichtje
Blijmoedig hier in ’t rond!
„Groei, onder ’s Heeren zegen,
Als ’t bloempje van ’t getij,
Voorspoedig in den regen,
En ’t zonnetje van Mei!
„Blik onder vreugd of smarte,
O frissche lenteknop,
Steeds met een open harte
Ten hoogen hemel op!
„Doet ge ooit een liedje hooren,
Zoo klink’ het vroom en vrij,
Als ’t lied der lentekoren
Vol zoete melodij!
De God der lente spreide
U rozen voor den voet,
De God der Liefde leide
U zachtkens, trouw en goed!
„Bloei in uw vaders gaarde,
Bloei aan uw moeders zij,
Hun schoonste bloem op aarde
Gij knaapje van den Mei!”
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.