
Ze danst, mijn kleine Paulien,
ze steekt vijf vingers omhoog
en roept dit is zeven en dat is tien
En haar ene voetje voor ’t ander
en haar armpjes over elkander,
Zo danst ze, mijn kleine Paulien.
Ze lacht, mijn kleine Paulien,
ze pronkt als ’n regenboog
en kraait duizend sterren kan ik zien
En haar oogjes blinken als water
en haar mondje vol met geklater
Zo lacht ze, mijn kleine Paulien.
Ze huilt, mijn kleine Paulien,
ze veegt haar oogjes droog
en pruilt morgen ben ik dood misschien
En een traan rolt over haar wangen
en ze laat haar schoudertjes hangen
Zo huilt ze, mijn kleine Paulien.
Ze slaapt, mijn kleine Paulien,
de oogjes naar binnen gekeerd
ze droomt toverheksje koningin
Vlinder met goud op zijn vleugels
paardje met losse teugels
Zo droomt ze, mijn kleine Paulien.