
Langs bos en heidestruiken zag ik Polinneken blij
Met een karreken en twee kruiken
Gaan melken naar de wei (bis )
Maar toen z’haar hoofdje draaide,
Liep da karreken in de sloot
En ’t arme meiske klaagde
Aan mij haren bittere nood ( bis )
Refrein:
Phileken, Phileken stampt ne keer van achter aan mijn wieleken (bis)
Mijn mouwkens rap oprollen deed ik van goed humeur
En ik deed dat karreken bollen
Tot voor Polinnekens deur (bis)
Daar kusten wij ons beiden
Wat zoet genot o heer
En zei riep bij het scheiden
Wel meer dan honderd keer (bis)
Refrein:
Phileken, Phileken wanneer stampte nog eens aan mijn wieleken (bis)
Ik trouwde met da meisken zo waar mijnen naam is Phil
Ik en mijn liefste seisken
Gelukkig maar wat stil (bis)
God schonk ons om te beginnen
Nen tweeling kloek en fijn
Da was ’t er naar haar zinnen
En zij zong dit refrein (bis)
Refrein:
Phileken, Phileken da komt van te stampen aan da wieleken (bis)
Een root gelijk een ladder schonk ons den opperheer
’t Is den twelfden pagadder
Dat ik hier deklareer (bis)
Mijnheer pastoor verwonderd
Schonk mij een sigarken fijn
En hij riep als verwonderd
Al lachen dit refrein (bis)
Refrein:
Phileken, Phileken g’hebt gij goed gestampt ja aan da wieleken (bis)
Na weegt mijn lief boeboeleken 100 kilo op de kop
Ze zit altijd op een stoeleken
En kan den trap niet meer op (bis)
En moet ze dan naar boven
Stampe kik van achter aan
Wie kan da na geloven
Dat da nu nog zal gaan (bis)
Refrein:
Phileken, Phileken stampt nog ene keer van achter aan mijn wieleken (bis)