Home / Liedjes / Potverdikkie, poetsie, pats

Potverdikkie, poetsie, pats

(Toddie/Davids 1918)

Ik ben een jongen van de vlakte
Zooals een goed soldaat moet zijn
‘k Ben nog gewiekster dan de luit’nant
En veel gehaaider dan d’kaptein.
Laatst in de woning van den luit’nant
Hartstikke donker, ’t was al nacht,
Kwam ik het kamermeisje tegen
En die begroette mij heel zacht.
Parlando:
Die zei in de donkere gang in eens tegen me.
Ben je daar fijne toereloer?
Geef me een smakkertje.
‘k Zeg top en ik gaf haar een zoentje, zoo’n buitenmodelletje, zoo’n zoentje bien soigné, met sauce ravigotte erbij.
Toen zeit ze ineens, gut Eduard, je bent ’t niet.
Ik zeg ja, ik ben het wel.
Nee, zeit ze, ik dacht dat je de luitenant was.
Ik zeg nee, ik ben maar de Aide de Comp van de luitenant.
Toen zeit ze, wacht effen Tinus, ik zal een lichtje maken.
En toen zeit ze,
Kom maar mee,
Ga zitten op de canapé,
Met je lollige snuit,
De luitenant is uit,
Da’s een vervelende sul,
En jij bent een toffe knul,
Als je hier toch wezen mot
Doe de deur maar op slot.
Potverdikkie, poetsie, pats
Wat zat ik leelijk in de rats.
Zij liet mij in een hokje binnen
En trok direct haar bloussie uit,
Toen wist ik niet wat ik moest beginnen
Want het was het smokkie van den luit.
He, riep ze, suffert, geef me een zoentje
Laat nou’s kijken wat je ken,
Nou, toen heb ik haar eens bewezen
Dat ik een reuzejongen ben.
Parlando:
En ze riep maar.
Gut wat ben je een vent,
Wat heb je een schitterend temperament,
Zoo’n fijne gauwdief die je bent,
Zooiets heb ik in mijn leven nooit gekend
Ik zei, kindje, hou je even stil,
Toen kneep ze me nijdig in mijn (arm).
En gaf een crimineele gil,
Ik zeg wat is er voor malheur,
En ‘k hoorde geritsel an de deur.
Ik kreeg in eens een tomatenkleur
En zij zag er uit als een bellefleur.
‘k Zeg, meisje, he wat schrik ik daarvan
En zij riep, stik daar heb je mijn man,
As die je vindt ben je bakker an.
Hij snijdt je open, daar kun je op an.
Ik zeg daarvoor ben ik nog veel te jong,
En ik nam een acrobatensprong,
Ik voelde zijn dolk al in mijn long.
Ik nam een schuiver naar de knop,
En zij riep, Tinus je hebt een strop,
Je kunt er niet uit, d’r zit ’t nachtslot op.
En potverdikkie, poetsie, pats
Wat zat ik toen leelijk in de rats.
Dadelijk ging de deur toen open,
En stond de luitenant voor mijn test,
Die schreeuwde ‘schoft, ben je bezopen,
Je gaat onmiddellijk in arrest’.
Ik wou hem als de wind ontsnappen
Dacht je dat ‘k kans had, nou welja,
Hij gaf me nog een paar flinke trappen
En gooide me mijn flanelletje na.
Parlando:
En ik lag ineens in de donkere gang,
Dat onthoud ik mijn leven lang,
Bedrog van je meerdere in rang
‘k Denk dat wordt krijgsraad en dan pang
Schieten ze Tinus voor z’n knar,
En heel mijn toilet was in de war.
Daar krijg ik plotseling een idee,
Tinus doodschieten, jongen welnee
Als je iemand horens hebt opgezet
Dan hebben toch alle menschen pret.
As ie me straft, dat is lang niet stom
Moet ie in ’t rapport zetten waarom.
Daar is ie toch veel te pienter voor,
‘k Denk Tinus, jongen, je rolt erdoor
Dat heb ‘k is fijntjes opgeknapt,
En toch het ie me d’r bij gelapt.
Parlando:
Wat denk je, wat ie in mijn rapport gezet heeft?
De milicien Tinus van Balen acht dagen politiekamer wegens het zonder permissie gebruiken van voorwerpen, die zijn luitenant toebehooren.
En potverdikkie, poetsie, pats
Wat zat ik leelijk in de rats.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten