Op vrienden ten strijde, voor ’t heilige doel,
Vol geestkracht, vol strijdlust, vol vuur,
De oudjes, zij kunnen, wij weten ’t te goed,
Niet wachten, geen dag, ja geen uur!
’t Is plicht van den Staat om de Hoeder te zijn,
Van allen, die oud zijn, behoeftig en klein,
’t Is plicht voor ons allen ook ’t onze te doen,
Op mannen, voor ’t Staatspensioen.
Beseffen we ’t allen, welk onrecht ’t is,
Een zorg’lijk armoedig bestaan,
Voor hen, die zoolang hun de kracht niet begaf,
Hun plicht immer hebben gedaan,
Als loon voor hun werken, vaak moeilijk en zwaar,
Daar past geen misere, zij hebben voorwaar,
Het recht om te vragen, gelijk wij thans doen,
Ja eischen, het Staatspensioen.
Millioenen, zij worden besteed jaar op jaar,
Voor leger, voor vloot enzoovoort,
Vergeet bij dit alles dan de oudjes toch niet,
Men zorge voor hen zoo ’t behoort.
Weg mandjes met koopwaar, weg bedelarij,
Hoe zielig, hoe wreed is zoo’n scharrelpartij,
Dit langer te dulden, we kunnen ’t niet doen;
Wij eischen het Staatspensioen.
Regeerders gelooft ons, wij nemen geen rust,
Voor ’t doel, ’t ideaal is bereikt,
Wij vormen een stroom, voor welks krachtigen drang,
Een dam van bezwaren dra wijkt.
Wij houden het recht van de oudjes omhoog,
Wij willen een tint’ling van vreugd’ in hun oog,
Regeerders, wilt recht aan die oudjes thans doen,
En schenkt hun het Staatspensioen.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.