
’s Morgens vroeg voor dag en dauw
ben ‘k al aan ’t werk
Laars en schoen voor man en vrouw
maak ik hecht en sterk
[Refrein:]
En kloppend met mijn hamerke
weerklinkt het door mijn kamerke
Klopperdeklop klopperdeklop, er boven op,
Klopperdeklop klopperdeklop, er boven op.
Klop klop klop klop, er boven op.
‘k Sla er lustig boven op
missen doe ik niet.
Terwijl ik op het zoolleer klop
klinkt een vroolijk lied.
[Refrein]
’s Avonds als het donkren gaat
steek ‘k mijn lampjen aan
’k Werk nog door, al is ’t wat laat
’k moet er van bestaan.
[Refrein]
‘k Werk met lust en kracht van jeugd
en tracht naar Gods gebod.
Vrouw en kinders zijn mijn vreugd
’k Heb een heerlijk lot.
[Refrein]