Het was in het diepste van den Elzas,
in een arm gezin dat treurt.
Waarin de Duitsche helden kruisten,
De Fransche vlag was reeds verscheurt.
Daar leefde een vader en een moeder,
Met hun eenig zoontje lief en zoet,
De vader als een verrader,
Verkocht zijn Hard aan ’t Duitsche bloed,
[Refrein:]
Ondanks zijn jonge jaren,
Trotseerde dat kleine kind,
Den bloei des vijand scharen,
En bleef in ’t Fransch gezind.
Trotseerde dat kleine kind,
Den bloei des vijand scharen,
En bleef in ’t Fransch gezind.
Fransch van gedachten was moeder frezid,
Toen de kleine noch in het wiegje lag,
Leerde zij ’t het liet der martelaren,
Als zij de vadr afwezich zag,
Dan sprak zij dikwijls zonder denken,
Als gij nu groot zijt lief kind,
Ga dan aan ‘d andre zijde dezer grenzen,
Geef daar uw bloed aan dien gij mind,
[Refrein:]
Moeder ik zal ’t u wreken,
Breek nimmer keten en land,
Ik zal nooit mijn woord verbreken,
Want ik bemint mijn vaderland.
Breek nimmer keten en land,
Ik zal nooit mijn woord verbreken,
Want ik bemint mijn vaderland.
Op zek’ren avan kwam de vader,
Beschonkenthuis geheel van stuur,
Gevijnst sloop hij zijn zoontje nader,
Terwijl hij tekende op de muur,
Het waren allen moedige helden,
Die de kleine knaap getekent had,
Turken, Zouaven en de oorlogshelden,
Schurk roept de vader wat is dat,
[Refrein:]
Het kind sprak tot den vader,
Dit is zoo min voor waar,
Het geen ik min o vader
als ik ben twintig jaar.
Dit is zoo min voor waar,
Het geen ik min o vader
als ik ben twintig jaar.
Toen sprak de vader met ruwe stemmen,
Gij weet dat ik ben Duitsch gezind,
Wij zullen zien hoe u kan komen,
Wie het Fransch gespuis bemind,
Het zal u zeker had verblijden,
Hij nagelden op korten duur,
Het lief knaapje zonder medelijden,
Wenend en kreunend aan den muur,
[Refrein:]
Gekruist riep ’t knaapje weder,
Word ik beroemt in ’t rond,
Toch min ik Frankrijk teder,
Tot aan mijn laatste stond.
Word ik beroemt in ’t rond,
Toch min ik Frankrijk teder,
Tot aan mijn laatste stond.
Het gruwelijk en bitter wenen,
Had de moeder eindelijk gehoord,
Zij zach ‘heh kind martelent ‘d oogen breken,
Terwijl de vader zich zelf vermoord,
De moeder zinneloosch smeekte hem teder,
Kuste het kind terwijl het de oogen sloot,
Uit al zijn macht riep het nog helder,
Tot aan mijn laatsten snik ter dood,
[Refrein:]
Frankrijk dat ik beminde,
Vaarwel ik sterf nu,
Doch in mijn graf zal vinden,
Een laatsten snik voor U.
Vaarwel ik sterf nu,
Doch in mijn graf zal vinden,
Een laatsten snik voor U.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.