
Toen Tinus nog een jongen was,
Zo omstreeks vijf- of zestien jaar,
Wist iedereen in ons dorp het al,
Die Tinus word huzaar.
Om steeds te werken,
Daar voelde Tiuns heus niet veel voor.
Als hij op straat liep,
Zong heel het dorp in koor:
Refrein:
Tinusman, Tinusman, doe het maar,
Wordt maar huzaar, wordt maar huzaar.
Tinusman, Tinusman, doe het maar,
Wordt maar een flinke huzaar.
Dan krijg jij een mutsje op,
Met ’n heel mooi pluimpje er aan.
Dan krijg jij een mutsje op,
Dat zal vast goed staan.
Refrein
Dan krijg jij een broekje aan,
Met een leren zitvlak er in.
Dan krijg jij een broekje aan,
En heb jij je zin.
Refrein
Dan krijg jij een jasje aan,
Met veel zilv’ren knopen er op.
Dan krijg jij een jasje aan,
En ben jij tip-top!
Refrein
Dan krijg jij ook laarsjes aan,
Met die scherp sporen erbij.
Dan krijg jij ook laarsjes aan,
En dan ben je blij!
Refrein