Aan den vooravond van het regeringsjubileum van H.M. de Koningin
Wat heeft een volk te duchten
wat ducht gij nog, mijn volk?
Ik weet aan gindsche luchten
staat onweerswolk naast wolk.
Alzijds dreigen gevaren,
maar een, die ’t al bestelt,
zal haar en ons bewaren
en keeren elk geweld.
In trouwe en in gelooven
en met standvastigheid
heeft zij langs klip en kloven
dit stugge volk geleid.
Zoo ooit, van angst bevlogen,
de moed versaagde en zonk –
Zij zag voor hare oogen
een vaste ster die blonk.
Al geuren nog de bloemen
waar hare dooden zijn,
hun namen niet te noemen
dan brandende van pijn –
Gij moogt op één vertrouwen
in ’t bitterst van den nood,
die nooit om eigen rouwen
haar hooge taak ontvlood.
De dag zwicht naar het Westen,
de zee slaat ruischend aan,
de laatste laaie resten
der zon zijn reeds vergaan,
Maar nog klinkt in mijn ooren
hoe gansch den langen dag
de klokken deden hooren
hun koninklijk gezag.
Ik zie de vuren branden
van Texel tot Cadzand;
geen vuur in deze landen,
waarvan de hemel brandt
ontstoken aan de stranden,
kan nooit verslaan den gloed
die, Vrouwe van Oranje,
ons hart ontvlammen doet.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.