
De dagen zijn bezongen, misschien wel duizend keer,
Want ied’re dag der week die heeft z’n eigen sfeer.
Maar Zaterdag, ja Zaterdag steekt boven alles uit,
Omdat ’t een werk- en rustdag is en ook de week besluit.
Om één uur is ’t werk gedaan, de hele boel staat stop,
Dan ga je gauw naar moeder toe, je knapt je lekker op.
De lamp, die Vrijdag scheef hing, hangt als een kaars zo recht,
Het is de dag der dagen, waarom een ieder zegt:
Refrein:
Waar denk je aan, de hele week?
Aan Za-Za-Zaterdag!
Waar maak je duizend plannen voor?
Voor Za-Za-Zaterdag!
De één gaat kamperen, de ander blijft thuis.
Pa móét mee uit wink’len, al vindt hij dat een kruis.
Wanneer hoef je niet vroeg naar bed?
Op Za-Za-Zaterdag!
En wordt de wekker niet gezet?
Op Za-Za-Zaterdag!
Een week heeft zeven dagen, zo klonk reeds ’t oude lied,
Maar heus een dag als Zaterdag, zo’n tweede is er niet.
Het hele huis is vrolijk, er heerst een blijde geest,
Want alles moet gereed voor ’t leuke week-end-feest.
Papa gaat naar de kapper toe, die scheert z’n toetje glad
En moeder maakt wat lekkers klaar, de kind’ren gaan in ’t bad.
Het zakgeld wordt dan neergeteld, een ieder krijgt zijn deel.
De jongste een beetje en de oudste niet teveel.
En is de dag ten einde, roep je: ‘Wat gaat dat vlug!’
Kwam de nieuwe Zaterdag ook maar zo snel weer terug.
Refrein