In de tijd dat tieners de Jitterbug dansten waren The Adrew Sisters de meest populaire vrouwelijke zangroep (of zoals we nu zouden zeggen meidengroep) van Amerika. Patty, de jongste van de zusters, was een luidruchtig energiek blondje dat de leidende zangeres was van de groep. De middelste zuster Maxene was een brunette, die met haar grote stembereik soms de indruk gaf dat er vier vocalisten in de groep zaten in plaats van drie. Tenslotte was daar LaVerne, de oudste van het stel, de roodharige met een sterke wil en gevoel voor humor en mode.
Hun veelzijdig sound en de vele genres die ze zongen zijn er de oorzaak van dat ze een lange tijd in de muziekindustrie konden overleven en dat ze in de hele wereld populair werden. Ze hadden grote hits in vrijwel alle types muziek, van Swing tot Country and Western. Hun populariteit hield niet op bij muziek alleen. Ze traden ook op in radioseries, commercials, in Hollywood films en op Broadway.
Alle drie de zusters werden geboren in de plaats Mound (Minnesota) als dochters van hun vader Peter Andrews, een Griekse restauranthouder en hun moeder Ollie, een Noorse gezinsverzorgster. De oudste, LaVerne Sophie werd geboren op 6 juli 1911, de tweede, Maxene Angelyn, op 3 januari 1916 en de jongste, Patricia Marie, op 8 februari 1918.
De zusters ontwikkelden al op jonge leeftijd hun genegenheid voor de muziek. LaVerne speelde op de familiepiano en liet haar twee jongere zussen stukken uit musicals zingen. Hierdoor ontwaakte de liefde van de zusters voor de muziek en ze besteedden al hun vrije tijd aan zingen. Ze imiteerden de in die tijd bekende Boswell Sisters, maar ook wel Ella Fitzgerald en Mel Torme.
Patty, de jongste, was nog maar zeven jaar toen ze officieel een groep vormden en pas 12 jaar toen ze de eerste prijs wonnen in een talentenjacht in het Orpheum Theater in Minneapolis. In dit theater speelde de oudste zus LaVerne piano als begeleiding bij stomme films met als beloning gratis danslessen voor haar en haar zusters.
Toen de zusters wat bekender werden vestigde het gezin zich in op een landgoed in de wijk Brentwood in het westen van Los Angeles (Californië). Hun ouders trokken bij hen in en bleven daar tot aan hun dood wonen. Ook verschillende neven en nichten gingen daar in de buurt wonen. Eenmaal per jaar gingen ze terug naar hun geboortestreek om daar hun familie en vrienden te bezoeken en/of op te treden.
Ze begonnen hun carrière als imitators van de Boswell Sisters. Nadat ze bij verschillende dansbands gezongen hadden en langs variététheaters getoerd hadden met bands als Ted Mack, Leon Belesco en Larry Rich, stopten ze daarmee in 1932. Ze gingen zelfstandig door met zingen op jaarmarkten, in variétéshows en in clubs. Terwijl ze op tournee waren werkten ze hard aan hun optreden en oefenden ze dagelijks, soms zelfs op de achterbank van hun vaders auto op weg naar een volgend optreden.
Nadat ze zes jaar rondgetoerd hadden, hadden ze in 1937 hun eerste grote succes met het lied “Bei Mir Bist Du Schoen”, een oud Jiddisch lied dat voor hen in het Engels vertaald was door Sammy Kahn. Het werd een sensationeel succes en er werden meer dan een miljoen exemplaren van verkocht. Ze waren in Amerika de eerste vrouwengroep die een Goden Plaat kreeg. Helaas voor hun waren ze door de platenmaatschappij Decca betaald met 50 dollar en geen royalty’s. Decca herzag gelijk hun contract en in de rest van de dertiger jaren scoorden ze hit na hit met onder andere “The Bear Barrel Polka,” “Well, All Right” en “Hold Tight, Hold Tight”. Tegen 1940 was hun naam voorgoed gevestigd.
In de veertiger jaren van de vorige eeuw behoorden ze tot de meest gevraagde artiesten in Amerika en verdienden ze 20.00 dollar per week. Naast het zingen traden de zusters op in radioprogramma’s en verschenen ze in 17 Hollywood films.
Ook in Nederland scoorden ze in de veertiger jaren hits met onder andere: “I’ll Be with You in Apple Blossom Time” (1941), “Boogie Woogie Bugle Boy” (1941), “Don’t sit under the Apple Tree” (1942), “Rum and Coca Cola” (1944) en “Underneath the Arches” (1948).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren The Andrew Sisters erg actief om amusement voor de geallieerden te brengen. Ze trokken daarvoor door Amerika, Italië en Afrika om bases van het leger, de marine en de kustwacht te bezoeken en ze gingen naar de oorlogsgebieden, ziekenhuizen en munitiefabrieken. Zij vermaakten de soldaten, vaak in hun vrije tijd, met zang en dans en het uitdelen van handtekeningen. Zij namen tijdens die tournees na afloop van hun optreden vaak drie willekeurig soldaten mee uit eten. Ze namen ook in hun vrije tijd een serie zogenaamde Victory Disks op voor verspreiding onder de geallieerden. Hun populariteit was in die tijd enorm groot en ze werden gedoopt tot “Sweethearts van de strijdkrachten” door hun vele optredens voor de Radio Service voor de Strijdkrachten. Wellicht deed alleen Bob Hope nog iets meer om de geallieerden te entertainen.
In die tijd namen ze ook 47 liedjes op met Bing Crosby, waarvan er 23 in de hitparade kwamen. Daarmee werden The Andrew Sisters met Bing Crosby de meest succesvolle combinatie uit de muziekgeschiedenis. Een aantal hits die ze samen met Bing Crosby maakten zijn: “Pistol Packin’ Mama, “Don’t Fence Me In”, “South Amerika, Take It Away” en “Jingle Bells”.
Na de Tweede Wereldoorlog ontdekten ze dat een aantal van hun nummers naar Duitsland waren gesmokkeld en dat de platen daar werden verspreid. Om ontdekking te voorkomen werd het label veranderd in “Hitler’s Marsliederen”. Hun nummer “Bei Mir Bist Du Schoen” werd de favoriet van de Nazi’s tot men ontdekte dat het lied een joodse oorsprong had en het verboden werd. Maar in het geheim zongen de gevangenen van concentratiekampen het daarna nog steeds.
In de veertiger en begin vijftiger jaren van de vorige eeuw waren ze wereldwijd veel gevraagd in theatershows en altijd met groot succes. In 1948 en 1951 traden ze op in een uitverkocht Londen Palladium. Ze zongen ook speciaal voor hun geschreven reclame jingles in, zoals voor Wrigley’s kauwgum, Dole ananas en Campbell soep.
Begin vijftiger jaren ging het mis. Eerst verliet hun bandleider en de componist van hun nummers, Vic Schoen, de groep. Dat was een flinke tegenslag want negentig procent van hun plaatopnames waren gemaakt met hem en zijn orkest. Afgezien van het feit dat Vic altijd in de buurt was, was hij ook nog eens een zeer bekwaam arrangeur van hun nummers.
Maxine scheidde in die tijd van haar man en manager van de groep Lou Levy.
In 1954 besloot Patty, voornamelijk op aanraden van haar man die ook haar persoonlijke manager was, om de groep te verlaten en een solocarrière te beginnen (later verliet haar man, Martin Melcher, haar voor Doris Day waarmee hij ook getouwd is). Omdat Maxene en LaVerne dit te weten kwamen uit de roddelrubrieken van de kranten, in plaats van dat hun zuster dat eerst aan hen verteld had, leidde dit tot een twee jaar durende bittere scheiding van de zusters. Temeer omdat Patty besloot om het allemaal nog erger te maken door LaVerne voor het gerecht te dagen om een groter aandeel in het landhuis van hun ouders te krijgen.
Patty behaalde bij lange na niet het succes dat ze had met de groep. Maxene en LaVerne besloten dezelfde act voort te zetten, maar dan als duo. Ze kregen goede kritieken. Maar bij een succesvolle 10-daagse toer door Australië in december 1954 deed Maxene een poging tot zelfmoord, omdat ze de vervelende manier waarop de groep uit elkaar gegaan was niet kon verkroppen. Maxene bracht een korte tijd in het ziekenhuis door nadat ze 18 slaappillen genomen had. LaVerne vertelde aan de verslaggevers dat het een ongeluk was geweest. Maar niettemin kwam daarmee een eind aan hun tournees.
In 1956 was alles vergeven en vergeten en kwamen de zusters weer persoonlijk en professioneel bij elkaar. Ze begonnen te experimenteren met een nieuwe sound, wel aangeduid als “lichte Rock and Roll”. In die tijd waren hun concurrenten om hits te scoren onder andere Elvis Presley en Chuck Berry. Maar de nieuwe sound sloeg niet aan bij het grote publiek. Zij wilden hun oude hits horen. The Andrew Sisters behaalden nooit meer het enorme succes uit het verleden.
Begin zestiger jaren namen ze een aantal albums op waarop opnieuw ingezongen oude nummers stonden, aangevuld met nieuwe nummers, zoals “I left My Heart In San Francisco”, “Still”, “The End Of The World”, “Sailor” en “Satin Doll”. In die tijd toerden ze langs top nachtclubs in Amerika en in Europa.
In 1966 werd echter bij LaVerne kanker geconstateerd en werd ze vervangen door Joyce DeYoung. Op 8 mei 1967, in de leeftijd van 55 jaar, overleed LaVerne. LaVerne was de oprichter van de groep en trad vaak op als vredesstichter van de drie. Nadat LaVerne overleden was wilden de andere twee niet verder als duo. Maxine ging les geven in drama en spraak aan het Lake Tahoe College (waar ze uiteindelijk onderdirecteur werd). Patty ging weer op de solotoer. Ze trad op in verschillende televisieshows en was een ster in de musical “Victory Canteen”.
Na het succes van “Victory Canteen” maakten de componisten een nieuwe musical “Over Here !”, die handelde over thuisfront van de soldaten in de Tweede Wereldoorlog, met hoofdrollen voor Patty en Maxine Andrews. Na 341 succesvolle voorstellingen kwam er een eind aan de show en gingen de zusters elk solo door met zingen tot in de negentiger jaren.
Op 21 oktober 1995 overleed Maxine aan een hartaanval, terwijl ze op vakantie was in Cape Cod. Zij werd 79 jaar oud.
De enige nog in leven zijnde van de zusters heeft nog een aantal jaren opgetreden op cruiseschepen. Ze is nu 89 jaar.
The Andrew Sister verkochten 90 miljoen platen, namen 700 liedjes op en kregen in Amerika negen Gouden Platen.
Kijk en luister naar The Andrew Sisters
Hun laatste optreden samen met Dean Martin
Geraadpleegde bronnen o.a.:
CMG Worldwide
IMDb
Singers
Wikipedia