De raketcrisis in Cuba (1962)


In de vijftiger jaren was Cuba het ideale vakantieverblijf voor veel Amerikanen. Het lag niet ver van huis en de reistijd om op dit mooie eiland te komen, in een tijd dat reizen nog niet zo snel ging, was dus maar kort. In 1952 had Fulgencio Batista er de macht gegrepen en hij beschermende de Amerikaanse belangen op het eiland. Al gauw ontpopte hij zich echter als een dictator. Een jurist, Fidel Castro, die in die tijd op een klein advocatenkantoor werkte, daagde Batista voor de rechter vanwege schending van de grondwet. Hij verloor het proces. Daarop kwam hij met een groep mensen in opstand en viel hij op 26 juli 1953 de Manconda barakken in de provincie Oriente aan. Dit mislukte echter eveneens en hij verloor meer dan 80 van zijn manschappen. Zelf werd hij gevangen genomen en veroordeeld tot 15 jaar cel. Na een Generaal Pardon kwam hij in mei 1955 vrij. Hij vluchtte het land uit en ging in ballingschap leven in de Verenigde Staten en in Mexico. In Mexico ontmoette hij Ché Guevarra. In december 1956 deden hij  en onder ander Ché Guevarra en zijn broer Raul Castro een inval in Cuba, maar ook dat ging verkeerd. Ze trokken zich terug in de bergen en voerden van daaruit een guerrillaoorlog tegen het bewind van Batista. Ze ondervonden steeds meer steun van de bevolking die te lijden had onder het schrikbewind van Batista. Hoewel ze maar met een relatief kleine groep waren behaalden ze een aantal grote overwinningen op het leger van Batista, mede omdat deze soldaten zich gemakkelijk overgaven of deserteerden. Ze wonnen steeds meer terrein en in januari 1959 vluchtte Batista en veroverde Castro Havanna.

In het beging stonden de Verenigde Staten welwillend tegenover de machtswisseling. Maar Castro begon Amerikaanse bedrijven zonder enige vorm van compensatie te nationaliseren. En de meeste Amerikanen vertrokken dan ook van het eiland met achterlating van veel van hun bezittingen. Ook veel Amerikaans gezinde Cubanen vluchtten naar de Verenigde Staten. Dat zinde de Verenigde Staten natuurlijk niet. Ze begonnen anti-Castro gezinden financieel en militair te steunen. Daarnaast vaardigde de Amerikaanse president Dwight D. Eisenhower een handelsboycot af.

Ter bescherming van zijn regime zocht Castro op zijn beurt steun bij de Sovjet Unie. In 1960 sloot Castro een handelsovereenkomst met de Sovjet Unie, waarbij ze, in ruil voor suiker, olie, machines en geld ontvingen. Omdat Cuba steeds meer onder invloed kwam van de Sovjet Unie verbrak Eisenhower in januari 1961 de diplomatieke banden.

Intussen was de Central Intelligence Agency (CIA) begonnen met het trainen van Cubaanse bannelingen ter voorbereiding van een mogelijke invasie van Cuba. En de opvolger van Eisenhower, John F. Kennedy, gaf kort na zijn aantreden zijn goedkeuring voor deze invasie. Op 17 april 1961 kwamen zo’n 1.300 Cubaanse ballingen, voorzien van Amerikaanse wapens, aan land bij de Bahía de Cochinos, oftewel de Varkensbaai, gelegen aan de zuidkust van Cuba. Ze hoopten dat ze gesteund zouden worden door de Cubaanse bevolking en zo een snelle opmars naar Havanna konden maken. Maar ze werden al snel gestuit door het leger van Castro. Toen de gevechten op 19 april eindigen waren er 90 doden en de rest van de manschappen werd gevangen genomen. De misser van deze invasie bracht de regering Kennedy in grote verlegenheid. Sommigen namen het Kennedy kwalijk dat hij niet voor een betere ondersteuning had gezorgd en anderen waren boos omdat deze invasie überhaupt had plaatsgevonden. Privé groepen in de Verenigde Staten kochten later de gevangengenomen ballingen vrij.

Het was de tijd van de Koude Oorlog en in 1962 lag de Sovjet Unie in de wapenwedloop ver achter op de Verenigde Staten. De Sovjet raketten waren alleen maar krachtig genoeg om ingezet te worden tegen West Europa. De langeafstandsraketten van de Verenigde Staten konden daarentegen toeslaan in het gehele Sovjetgebied. Eind april 1962 overwoog president Nikita Chroestsjov het idee om middenlange afstandraketten op Cuba te plaatsen. Door het opstellen van deze raketten in Cuba zou dit een afschrikking vormen voor de Verenigde Staten om de Sovjet Unie aan te vallen.

Intussen was Fidel Castro op zoek naar een manier om Cuba te beschermen tegen een inval door de Verenigde Staten. Sinds de aanval via de Varkensbaai voelde Castro dat een tweede inval onvermijdelijk was. Daarom ging hij akkoord met Chroestsjov’s plan om raketten op Cuba te plaatsen. In de zomer van 1962 werkte de Sovjet Unie snel en in het geheim aan de opbouw van deze raketinstallaties.

Eind juli 1962 ontdekte de CIA dat er een toename was van de militaire hulp van de Sovjet Unie aan Cuba. Eind augustus kreeg men, door middel van foto’s, het bewijs in handen dat  er raketten aanwezig waren op het eiland. Begin oktober ontdekte men dat er per schip bommenwerpers vervoerd werden naar Cuba. Echt concrete aanwijzingen dat er raketinstallaties op Cuba gebouwd werden had men echter niet.

De crisis begon op 14 oktober 1962. Een spionagevliegtuig van de Verenigde Staten maakte foto’s waarop te zien was dat er daadwerkelijk raketinstallaties gebouwd werden op Cuba. Met een tweede spionagevlucht van 15 oktober werd dit vermoeden bevestigd. De volgende morgen werd president Kennedy hiervan op de hoogte gesteld. De president organiseerde direct een bijeenkomst van de Ex Comm, een groep van twaalf van zijn belangrijkste adviseurs, om te bespreken hoe ze deze crisis moesten aanpakken. Deskundigen verzekerden dat de raketinstallaties binnen tien dagen volledig operationeel zouden kunnen zijn. Na zeven dagen van geheime bijeenkomsten en intensieve debatten besloot Kennedy om met een zeeblokkade van marineschepen Cuba te isoleren van de maritieme buitenwereld. Hij wilde voorkomen dat er nog meer wapens vanuit de Sovjet Unie aangevoerd konden worden.

Op 22 oktober maakte hij de ontdekking van de raketinstallaties op Cuba en zijn besluit om Cuba te isoleren wereldkundig. Hij kondigde tegelijk aan dat iedere raket die vanuit Cuba gelanceerd zou worden, zou worden beschouwd als een aanval van de Sovjet Unie op de Verenigde Staten. Hij eiste daarom dat de Sovjet Unie al haar offensieve wapens van Cuba zou verwijderen.

Er waren echter twintig Sovjet schepen met nog meer raketten onderweg naar Cuba. De hele wereld wachtte met spanning op wat er ging gebeuren als de schepen probeerden om de zeeblokkade te doorbreken. Men besefte dat, als er een oorlog zou uitbreken tussen de Verenigde Staten en de Sovjet Unie, dit het begin van de Derde Wereldoorlog zou betekenen. Mensen begonnen alvast te hamsteren voor het geval er een voedseltekort en een gebrek aan water zou ontstaan.

Op 23 oktober 1962 gaf Chroestsjov een verklaring uit die behelsde dat de raketten alleen bedoeld waren voor de verdediging van Cuba tegen een aanval van buitenaf.

De spanning begon zich in beide kampen op te bouwen. Kennedy beval om iedere twee uur een verkenningsvliegtuig te sturen om de situatie te bekijken.

Op 24 oktober 1962 beschuldigde Chroestsjov de Verenigde Staten van piraterij en kondigde aan dat de Sovjet Unie een passend antwoord op deze agressie zou geven.

Op 25 oktober breidde Kennedy de zeeblokkade uit en verhoogde de militaire paraatheid van alle troepen. Die dag bereikte het eerste Sovjet schip de zeeblokkade. Het was een olietanker en de Amerikaanse marine liet het schip ongehinderd passeren. En tot ieders verbazing keerden de schepen die raketten aan boord hadden plotseling om.

De opbouw van de raketinstallaties op Cuba ging echter gewoon door. En Kennedy begon met het plannen van een militaire aanval op Cuba.

Op 26 oktober werd een brief van Chroestsjov ontvangen waarin hij voorstelde om de raketten en het Sovjet personeel van Cuba terug te halen als de Verenigde Staten zouden garanderen dat ze Cuba niet zouden binnenvallen.

Op 27 oktober was de ergste dag van de crisis. Een Amerikaanse spionagevliegtuig werd boven Cuba neergeschoten en er werd een tweede brief van Chroestsjov ontvangen waarin hij stelde dat de Verenigde Staten haar raketten uit Turkije moest verwijderen in ruil voor terugtrekking van de Sovjet raketten uit Cuba. Minister van Justitie Robert Kennedy stelde voor om de tweede brief te negeren en hij nam contact op met de Sovjet ambassadeur Anatoly Dobrynin om hem mede te delen dat de Verenigde Staten akkoord gingen met het eerste voorstel. In het geheim werd echter ook aangeboden om de Amerikaanse raketinstallaties uit Turkije te verwijderen.

Op 28 oktober nam de spanning af toen Chroestsjov aankondigde dat de Sovjet Unie haar raketten van Cuba zou terugtrekken omdat hij erop vertrouwde dat de Verenigde Staten Cuba niet zouden binnenvallen. Daarna volgden verdere besprekingen om deze overeenkomst uit te werken, inclusief de eis dat de Sovjet Unie ook haar bommenwerpers van Cuba moest verwijderen en de uitwerking van de exacte formulering van de belofte dat de Verenigde Staten Cuba niet zouden binnenvallen.

In november1962 had de Sovjet Unie de raketten en bommenwerpers van Cuba verwijderd en werd de zeeblokkade opgeheven.

Tijdens de Cubacrisis was de wereld het dichtst ooit bij een nucleaire oorlog. De troepen van de Verenigde Staten waren in hoogste staat van paraatheid en de Sovjet commandanten in Cuba waren bereid om de raketten te lanceren als Cuba door de Verenigde Staten zou worden aangevallen. Alleen omdat op het laatst Kennedy en Chroestsjov het hoofd toch nog koel hielden werd een catastrofe voorkomen.

Hoe dicht de wereld in die tijd bij een nucleaire oorlog was bleek echter pas dertig jaar later toen de archieven van de Sovjet Unie openbaar werden. Zonder dat de CIA hiervan wist hadden de Sovjets, naast de strategische raketten, ook ongeveer 100 nucleaire wapens Cuba binnengebracht.

De Cubaanse president Castro wilde deze wapens, korteafstandsraketten en vliegtuigbommen, ook na de crisis behouden. De minister van defensie van de Sovjet Unie gaf opdracht aan zijn militairen om Cubanen op te leiden voor het gebruik van deze wapens. Maar Chroestsjov, die tijdens de crisis door Castro onder druk gezet was om tactische kernraketten tegen de Verenigde Staten te lanceren, beval om alle wapens snel van Cuba te verwijderen. Op het hoogtepunt van de crisis had Castro er namelijk bij Moskou op aangedrongen om een nucleaire aanval te doen op de Verenigde Staten. In een brief aan Chroestsjov schreef hij: “Als de imperialisten Cuba binnenvallen zijn de gevolgen voor de mensheid als gevolg van deze agressieve politiek verschrikkelijk. De Sovjet Unie moet nooit toestaan dat de imperialisten als eerste een nucleaire aanval doen. Als ze werkelijk hun meedogenloze plan uitvoeren om Cuba binnen te vallen, dan zou dat het moment zijn om dit gevaar te elimineren door een legitieme daad van zelfverdediging, hoe weerzinwekkend en verschrikkelijk dit ook zou zijn.” Toen de Sovjet ambassadeur in Havana hem vroeg of hij er werkelijk pleitte dat Moskou als eerste een nucleaire aanval zou doen zwakte Castro het wat af. “Nee” zei hij “ik wil niet zeggen dat dat direct moet gebeuren, maar onder bepaalde omstandigheden moeten we niet wachten tot we de verraderlijkheid van de imperialisten ervaren en hen toestaan om de eerste nucleaire aanval te doen.”

Maar, terwijl de Verenigde Staten er niet van op de hoogte waren dat er nucleaire wapens aanwezig waren op Cuba, was Chroestsjov wellicht wel bereid geweest om deze wapens in te zetten als de Verenigde Staten werkelijk Cuba waren binnengevallen.

614
Paul Vlaanderen
512
De telefoon

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten