Afbeelding: 9 oktober 1962. Kinderen elastieken. Nationaal Archief.
Je vroeg aan je moeder een lang elastiek uit de naaidoos, de uiteinden knoopte je aan elkaar. Dit kon je alleen spelen als je met minimaal drie kinderen was of met twee kinderen en een paaltje waar je de elastiek omheen legde. Eventueel kon je het alleen spelen als je bijvoorbeeld twee zware stoelen had om het elastiek mee op z’n plek te houden. Elastieken werd ook wel elastiek twist genoemd.
De kinderen die in het elastiek stonden, stonden met benen een stukje uit elkaar. Nummer drie ging allerlei sprongen verzinnen met het elastiek om de voeten heen. Als je uit dan uit het elastiek sprong moest het elastiek weer helemaal uit elkaar zijn. Zo niet dan was je af. Je was ook af als je de sprong niet goed deed, dus bijvoorbeeld op het elastiek terecht kwam als je voet ernaast moest komen. Je zong er ook vaak een liedje bij, of noemde op wat je deed. Een voorbeeld van een sprong was: e-la-stie-ken, erin, eruit, erop:
e – een been links van het elastiek en een been tussen de elastieken
la – het been dat links stond springt tussen de elastieken en het been dat daar stond springt tegelijkertijd rechts van de elastieken
stie – naar zelfde positie als bij e springen
ken – naar zelfde positie als bij la springen
erin – twee benen tussen de elastieken
eruit – beide benen aan de buitenkant van de elastieken, elk aan een kant
erop – linker voet op linker elastiek, rechter voet op rechter elastiek
Om het moeilijker te maken kon je steeds moeilijkere sprongen/vormen maken. Je kon draaien met het elastiek tussen je benen of het ene elastiek over het andere meenemen in een sprong. Maar je kon ook de hoogte veranderen. Je deed dan dezelfde sprongen eerst op enkelhoogte, daarna op kuithoogte, daarna op kniehoogte, enzovoorts.