Afbeelding: een kindje aan het touwtjespringen in Amsterdam, 1959.
Je nam gewoon een stuk touw en nam het ene uiteinde in de rechterhand en het andere uiteinde in de linkerhand. Je zorgde dat je voor het touw stond, zodat je kon je met armen kon gaan draaien en je over het touw sprong als het voor je voeten kwam. En zo draaide en sprong je maar door.
Je kon het ook met meerdere kinderen doen, je had dan een groter touw nodig. Twee kinderen draaiden het touw tegelijkertijd dezelfde kant op en de derde sprong er dan overheen. Aan een kant kon je ook het touw om bijvoorbeeld een lantaarnpaal binden, dan had je een draaier minder nodig. Ook kon je met meer tegelijk springen. Je zong er ook verschillende liedjes bij.
Touwtjespringen is een leuke en energieke activiteit, het is een goede manier om conditie op te bouwen. Door te landen op de ballen van de voeten en wat door de knieën te buigen, heeft het touwtjespringen minder impact op gewrichten.