Wasvrouw


Met dank aan Ilse Steel voor het sturen van de tekst




De was werd opgehaald in grote rieten manden, en zo kwam het bij de wasserij aan. De was van een klant werd in een net bij elkaar gehouden, voor het geval er iets kwijt zou raken. Ook werd er thuis gezorgd, dat elk stukje was werd voorzien van een monogram. Eerst werd de was in grote kuipen met schoon water geweekt. Daarna werd het gestampt. Dit gebeurde door middel van een paard dat rondjes liep, en zo een groot rad en de stampers aan het bewegen bracht. Dit heet de rosmolen (ros=paard).

Bleken op het bleekveld.
Na de wasbeurt werd het wasgoed uit de kuipen gehaald, de wasvrouwen keken of er nog vlekken op de was zaten. Ze boenden de vlekken met borstels weg. Nadat de was had gekookt sjouwden de wasvrouwen de was naar de bleekvelden, en werd daar op het gras uitgespreid. Om de was goed te bleken werd er af en toe wat water op de was gesprenkeld. De zon en het water zorgden ervoor dat de was mooi wit werd!

Spoelen.
Als het wasgoed van de bleek kwam, ging het naar de spoelbak. Het water voor de spoelbak kwam uit de sloot. De spoelsters zaten op hun knieën in een bakje met stro. Met houten harken haalden ze het wasgoed naar zich toe. In de winter was het spoelwater ijskoud, dan hadden de vrouwen een bakje warm water naast zich staan, zodat ze hun handen regelmatig konden opwarmen!

Strijken en ‘kastklaar’ maken.
Als de was helemaal schoon was, persten de mannen het water eruit. Als de klant het wasgoed kastklaar wilde hebben, werd de was in de strijkzaal gestreken en gevouwen. Met een meetlatje werd precies gemeten hoe de was moest worden gevouwen om in de kast te passen. Daarna werd de gewassen en gestreken was in de handkar geladen en weer naar de klant gebracht. Patroonheilige wasvrouwen o.a. Catharina van Siena Italië, Veronica van Jeruzalem en Laurentius. Patroonheilige strijksters, Laurentius van Rome.

Maandag waschdag, de armere gezinnen.
Voor de mensen die geen geld hadden om hun was naar de wasserij te brengen, was het wassen van kleding en ander textiel een zware klus die dagen in beslag nam. Het was gebruikelijk om op zondag een koperen ketel met wasgoed op een houtvuurtje te zetten om het te laten weken. Maandag was vervolgens de dag waarop het wasgoed gewassen werd. In een houten tobbe met wasbord werd een sopje gemaakt. Er was nog geen waspoeder, maar er waren wel blokken zeep. De zeep werd geraspt of in een speciaal mandje gedaan dat in het water werd gelegd. Met een zeepklopper werd de zeep gemengd met het water.

Het wasgoed werd krachtig langs het wasbord bewogen om het vuil te verwijderen. Daarna moest het een paar keer goed uitgespoeld worden om alle zeep- en vuilresten te verwijderen.
Omdat bijvoorbeeld linnen en katoen vaak na verloop van tijd geel wordt, werd de was vervolgens uitgespreid op een grasveld en door de zon gebleekt. Dan werd er zoveel mogelijk water uit gehaald door het te wringen en uit te slaan.
De was werd te drogen gehangen en vervolgens bewerkt met een mangel of strijkbout om de kreukels eruit te halen. Op woensdag lag de schone goed dan eindelijk netjes in de kast. De handen van de huisvrouwen werden er ruw van en hun ruggen krom. En de kledingstukken werden ook nog na iedere wasbeurt grauwer vanwege (hardnekkige) vlekken. Met een kortere levensduur van textiel tot gevolg, zodat er meer versteld moest worden.

874
Voddenman of lorrenboer
288
Wever

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten