Type: | versje |
Krik krik krekel had gezongen
heel de zomer, als om strijd
Rijmbaard herfst, vooruit gesprongen,
kondigt bits de baafmistijd
Krik krik krekel in zijn zalen
vond geen voorraad, droog of nat
Hoe gaat het verder?
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.
De krekel en de immelaar
Oerset in et Meslânzers (Terschellinger dialect)
De krekel di met sang,
een seumer lang
doênde waar, begon te brammen
doe de koude dagen kwammen.
Se had et echt nyt al te rúm,
der waar niks meer, geen krúm.
Wat hè ‘k un hoenger te ferduren,
fertelde se an de immelaar,
hòr buren,
en froeg di doe te lien,
wat krumeltsjys, en sien,
dêr met de winter deur te kommen,
En ik betaal ferom, wanneer de blommen bloeie,
op dierewoord,
met rente toe,
sit der mar nyt over in noad
De immelaar hout nyt fan bòrgjen,
dat ‘s wel hòr kleinste stommighyd
wat deden je in de warme tiid”?
fraagt se an de lienster, met hòr sorgen,
“Nacht en dag deed ik fòr alles wat forbij
kwam, mei zingen mij ùtslove”.
“Je zongen ? Dat wi’k love, ‘t is goed,
Dan dânste ik nou mar wat.
Jo Smit
Van: La eigek it la fourmi fen de Cafon raine.