Dienaar des Heeren

Ik ben op zoek naar de wijs van het lied van W. Zeeders:

Er was eens een dienaar des Heeren,
Een vroom en Godvreezend man,
Liefst wou hij maar meisjes bekeeren,
Daar weten wij alles van.
Des’ savonds naar catechesatie,
Dan bracht hij ze dikwijls naar huis,
Tengevolge van zijn goede edicatie,
Al vonden het velen niet pluis,
O, Dominee, zoo iets valt lang niet mee,
Dat scharrelen’s avonds laat, )
Bracht uw goede naam op straat. ) bis

En eens`t was bij zeker verkeeren,
Dat de dominee dacht er te zijn,
Hij dacht wel, ik kan`t niet verkeeren,
Want dagelijks win ik terrein.
Maar de boeren hier waren zoo dom niet,
`t Was een fijne partij, die`t verloor,
Och dominee, mopper en brom niet,
Zoo`t komt, wil de Heere het hoor,
O, dominee zoo iets valt lang niet mee,
Zijn de liberalen baas, )
Dan krijgt Pa geen baantje Klaas. ) bis

Ik heb me laten vertellen,
Dat er een Frieskoop mannetje kwam,
Aan de pastorie aanbellen,
Om meer dan een boterham.
Toen mij die gedachten vervulden,
Zie je, o schijnheilige knoest,
`k Wou niet dat ik tweehonderd gulden,
Van zoo’n vroomen sujet hebben moest.
O dominee zoo iets valt lang niet mee,
Laat jij je schuld maar staan, )
Jou fatsoen gaat naar de maan. ) bis

Om`t waardig geheel te voltooien,
Trouwt dominee straks met de meid,
Die hem best houd uit de vlooien,
Terwijl ze heel lekker ook vrijt.
Ze loopt nu niet langer in`t jakje,
En de klompen ze zijn in`t vuur,
U,aanstaande mevrouw moet een pakje,
Als de lui uit de stad, da’s cikuur.
O dominee dat valt ook lang niet mee,
Krijg jij maar geen berouw, )
Wij noemen haar nooit mevrouw. ) bis

• Terug naar overzicht