Een heel oud gedicht uit eind 19e of begin 20e eeuw

Anneke Maan - 30-04-2018



In het gedicht komt het volgende voor:

Een oom ’t is vast heel lang geleen
had neven nichten bij de vleen
en hield van allen
’t moet beleen slechts evenveel.

Een neefje deed hem echter vaak in woede ontvlammen.
Het was een jongen rond en goed
en had totaal geen suffen bloed.

Leerde flink, deed snel examen
en kwam al spoedig aan de top van alle braven en bekwamen.

Vice vers.

In die tijd leerde ik ook van mijn vader een gedicht van Guido Gezelle: Boerke Naes.









1 reactie

  1. Hallo Anneke,
    De zoektocht naar het gedicht dat je vraagt heb ik opgegeven.
    Nergens een spoor van te vinden.
    Wel heb ik het gedicht van Guido Gezelle voor je, zie hieronder.
    Niet duidelijk of je dat ook zocht.
    Vriendelijke groet,
    Henk

    Boerke Naas
    Guido Gezelle (1830-1899)

    Wie heeft er ooit het lied gehoord,
    het lied van Boerke Naas?
    ’t en had, ’t is waar, geen leeuwenhert,
    maar toch, ’t en was geen dwaas.

    Boer Naas die was twee runders gaan
    verkopen naar de steê
    en bracht, als hij naar huis toe kwam,
    zeshonderd franken meê.

    Boer Naas, die maar een boer en was,
    nochtans was scherp van zin,
    hij ging en kocht een zevenschot,
    en stak daar kogels in.

    Alzo kwam Naas, met stapkes licht,
    en met de beurze zwaar;
    hij zei: “Och ‘k wilde dat ik thuis
    en in mijn bedde waar!”

    Al met een keer, wat hoort boer Naas,
    juist bracht hem in de tronk?
    Daar roert er wat, daar loert er wat:
    ’t docht Naasken dat ’t verzonk!

    En, eer dat ’t ventjen asem kreeg,
    zodanig was ’t ontsteld,
    daar grijpen Naas twee vuisten vast,
    en ’t ligt daar, neêrgeveld.

    ’t En hoorde noch ’t en zag bijkan,
    ’t en voelde bijkans niet,
    tenzij dat ’t een pistole zag,
    en zeggen hoorde: “…Ik schiet!”

    “Ik schiet, zo gij, op staande voet,
    niet al uw geld en geeft;
    en g’ hebt, van zo gij roert, mijn man,
    uw laatste dag geleefd!”

    Boer Naas, die alle dagen vijf
    zes kruisgebeden bad,
    om lang te mogen leven, peinst
    hoe hij in de nesten zat!

    “Wat zal ze zeggen,” krees boer Naas,
    “wanneer ik huiswaarts keer?
    Hij heeft het weêrom al verbuisd!
    die zatlap, nog een keer!”

    “Hoort hier, mijn vriend, believe ’t u,
    toog dat gij minzaam zijt,
    och schiet een kogel door mijn hoed
    en spaart mij ’t vrouwverwijt!

    “‘k zal zeggen, als ik thuis geraak:
    men heeft mijn geld geroofd,
    en, letter scheelde ’t , of ik had
    een kogel door mijn hoofd!”

    De dief, die meer van duiten hield
    als van boer Naas zijn bloed,
    schoot rap een kogel door en door
    de kobbe van z’n hoed.

    “Bedankt!” zei Naas, en greep zijn slip:
    “schiet nog een door mijn kleed!”
    De dief legt aan en Naasken houdt
    zijn pitelerken g’reed.

    “Schiet nog een door mijn broek,” zei Naas,
    toen peist mijn wijf, voorwaar,
    als dat ik, bij mirakel, ben
    ontsnapt aan ’t lijfsgevaar.”

    De rover zegt: “Nu zal ’t wel gaan,
    waar is uw beurze, snel:
    ’t en heb noch tijd noch kogels meer…”
    Ik wel,”, zegt Naas, “ik wel!”

    Zijn zevenschot haalt Naas toen uit
    en spreekt: “Is ’t dat ge u niet,
    in een-twee-drie, van hier en pakt,
    gij galgendweil, ik schiet!

    “Ik schiet, van als gij nader komt,
    uw domme kop in gruis.
    en, zo gij Naas nog roven wilt,
    laat uw verstand niet thuis!”

    En lopen dat die rover die,
    de benen van zijn lijf,
    zo snel dat ’t onbeschrijflijk is,
    hoe snel ook dat ik schrijf!

    Hier stoppe ik. Dichte een ander nu
    een voois op boerke Naas;
    ’t is waar, ’t en was geen leeuwenhert,
    maar toch, ’t en was niet dwaas!

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten