Type: | versje |
Ik zoek het versje Jantje kreeg voor zijn verjaardag
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.
Bedankt Jozef, ja, ik dacht ook dat het zoiets was.
Ondertussen al meer gevonden? Jantje biedt de koning een vlucht aan, ze landen ergens anders en de koning gaat een uiltje vangen, Jantje ontsnapt met zijn vliegtuig “Oh wat bromde toch die motor, als de koning het maar niet hoort.
Nee helaas, hoe graag ik ook wil dat Jantje droomt, daar kan ik niet verder mee helpen.
Heel erg bedankt Mieke, er zijn inderdaad grote stukken bij die ik niet meer kende. Maar aan het einde kwam er nog een stuk over dat het een droom was geweest, herinner ik mij. Weet je daar nog iets van?
De kleine jager
Jan kreeg toen hij verjaarde
Een kostelijk geweer
Ha dacht hij, hiermede schiet ik
Haast alle haasjes neer
Hij stapte heel parmantig
Met zijn geweer naar het bos
En riep kom hier o haasje
Dan schiet ik op je los
Daar kwam er eentje
Jan mikt en schiet
Wat nu … de haas blijft lopen
Is hij niet dood de snaak
Ooo nee mijn beste vriendje
Hij is nog fris en heel
’t Geweer is maar geladen
Met ene pijpensteel
Dit is ook een oud liedje van een verjaardag.
Deze misschien?
Jantje en de kannibalen
Jantje kreeg voor zijn verjaardag
van zijn pa een vliegmachien
Kleine Jan zei, Ik ga reizen,
ik wil de hele wereld zien.
‘s Nachts, toen ieder lag te slapen,
kroop hij stil zijn bedje uit.
En hij vloog met zijn machientje
zomaar door de vensterruit.
Ha, hij maakte een heerlijk tochtje
langs de sterren en de maan.
En hij zweefde 7 uren
over de grote oceaan.
Toen nu eindelijk het vliegmachientje
landde op een heel groot veld.
Kwamen er van alle kanten
Kannibalen aangesneld.
Jantje schrok van al die wilden
en hij wou er vlug vandoor.
Maar een kannibaal die greep hem
Juist bijtijds nog bij zijn oor.
En die wilde kannibaalman
riep met donderende stem:
Mannen loop en vraag de koning,
wat wij moeten doen met hem.
Weldra keerden alle wilden,
Bibberdam die was erbij.
En hij schreeuwde al van verre:
Dat is een fijn ontbijt voor mij.
Jantje smeekte om genade,
Trok en rukte aan het touw.
? Maar de kannibalenkoning zei:
Braad hem nu maar gauw.
Een der wilden haalde het braadspit
en de anderen maakten vuur.
Oei, oei, oei dacht kleine Jantje,
Dit is vast mijn laatste uur.