Meer dan 50 jaar geleden zat ik op school op Java (Indonesië) en leerde een liedje dat tot mijn verbeelding heeft gesproken. Dat liedje heb ik nooit meer ergens gehoord of gelezen.
Het gaat over een mier en een krekel: de ene zorgde en werkte hard voor de aankomende winter en de andere interesseerde het geen zier en maakte slechts plezier. En toen kwam dan de koude winter…
Weet iemand nog hoe dit ging?
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.
De krekel en de mier van Jules de Corte
Ik zing met veel plezier
het liedje van de krekel en de mier
de krekel sterk en jong
die heel de lieve zomer lieve liedjes zong
van de krie krie krie van de krekel
van de regen de zon en de wind
van een krekelmeneer en een krekelmevrouw
en te zijner tijd een welgeschapen krekelkind
Da’s fijn zei de krekel da’s fijn
ik wil heel m’n levenlang alleen maar krekel zijn
de mier zij zwoegde voort
en werd ze door ’t krekellied te verstoort
dan riep ze : he pak aan
je weet toch wel dat zaken voor ’t meisje gaan
van de ping ping moet je het hebben
op de ping ping is alles gebouwd
werk zo hard als ’t kan want de zomer is kort
En de winer daarintegen veelal lang en koud
ach jij zei de krekel ach jij
wil je werken ga je gang maar laat ’t lied aan mij
U weet hoe ’t is gegaan
de zomer liep ten einde en de herfst brak aan
de mier kroop in haar hol
al was ze overwerkt ze had haar brandkast vol
Maar de krie krie krie arme krekel
had geen eten geen huis en geen geld
hij vroeg hulp aan de mier
maar de mier zei ga weg
Wil je zingen blijf maar zingen zie maar hoe je ’t verder stelt
Een brood zei de krekel een brood
toen kwam de eerste nachtvorst en die vroor ‘m dood
En op de begrafenis sprak de raad der mieren
staande aan de groeve namens alle and’re dieren
poezie zie zie is zo heerlijk
poezie zie zie is zo schoon
deze krekel heeft zingend het offer gebracht
onze dankbaarheid en eerbied schenken wij ‘m als loon
da’s fijn zie ’t larfje da’s fijn
Als ik groot ben wil ik ook zo’n krekel zijn
maar dan een krekel met subsidie
http://www.vrijeschoolliederen.nl/lied/de-krekel-en-de-mier/
misschien is het dit lied
Allereerst hartelijk dank voor alle reacties op mijn oproep, maar helaas helaas pindakaas, het is nog steeds niet het liedje met de tekst die ik zoek. Het is al zo lang geleden dat ik op Java op de lagere school zat en het wijsje van de krekel is een walsje, een driekwartsmaat, een 3/4 maat. Blijft U a.u.b. zoeken en denken en bij voorbaat mijn hartelijke dank.
Vriendelijk groet van Marijke Joyce.
Ik heb het hier liggen, mocht u het willen dan kan ik het mailen. Bladmuziek en tekst.
Ik herinner me de melodie ook nog, kan die eventueel voorzingen . . . .
Het gaat over het Franse gedichtje La Cigale et La Fourmi. Het bestaat in veel verschillende versies als “De Krekel en de Mier, maar als liedje heb ik het ook nooit gehoord.
wat zeg je van zo’n kindje toch?
Och och och och… toen kwam er een beer op sokken, op sokken sloop hij voort
en van dat arme kindje heeft men nooit meer gehoord…
Zo’n mooi liedje dat mijn tante altijd voor mij zong.
Toen kwam de lange winter met sneeuw en ijs
Die mier die vond zichzelf zo wijs zo wijs
Hij had met al zijn gedraaf en gehol
Zijn hele nestje met spinnetjes vol
Maar het krekeltje werd mager o jee o jee
Ze had geen groete voorraad o nee o nee
Ze had zo mooi gezongen die de die de
Nu had ze grote honger ach wee ach wee
Ik weet niet meer of het zo begon, maar het zou kunnen. Alvast bedankt.
Het is al weer enige tijd geleden dat gezocht werd naar het begin van het liedje van de krekel en de mier, maar ik ken ’t! Ik zong ’t gisteren voor onze kinderen, en wist vervolg niet meer. Dus ik googlen en toen kwam ik op deze site.
Het begin gaat zo:
De krekel zat te zingen
Tarie Tara
Van alle mooie dingen
Tarie Tara
Van bloemen en van vogels
Tarie tada
De hele mooie (of lange?)zomer
Tarie
En dan volgt ’t couplet dat hierboven al beschreven staat.
Ik hoop dat mevr Leny van Zon hiermee alsnog geholpen is.
Groetjes van
en naast die krekel werkte een mier, die van de zomer merkte geen zier geen zier.
Ze zwoegde en ze slaafde nu daar dan hier, de hele lange zomer die mier.
Het begin en het einde ken ik helaas niet meer, maar zou ik graag wel willen weten.
Helaas vrienden, dit is nog steeds niet wat ik zoek.
De volgende woorden kwamen in het liedje voor:
een krekel en een mier en de krekel en het interesseerde de mier geen zier. Toen kwam de koude winter o jee, oh jee… enz enz
Hartelijk dank voor het zoeken naar de bekende speld… en vriendelijke groeten van
Mijn schoonmoeder, die ook van Java kwam kende het liedje niet. Mijn Eigen moeder, uit Brabant, heeft het mij geleerd.
Ik wil zo graag weten of mevr/hr. Vogel de tekst heeft gevonden die bedoeld werd.
Het is inderdaad een vertaling van een fabel van La Fontaine. Je moet de vertaling eens lezen die een Vlaamse brusseleir (Het Ketje) daarvan gemaakt heeft:
Ne cigale ad hiel de zoumer in’t café zitte lampette en chanteire
En as de winter goenk arriveire
zat em vriedig in de krot en zag um scheil van de miseire enz.
N.B. Een beetje kennis van dit Brussels dialect zou gemakkelijk zijn. Veel plezier
Schiet mij te binnen hoe het nog verder gaat:
nu is de herfst gekomen heeft alle vreugd ontnomen ik koud en nat ?
en zonder dak.
Aanvulling 27-7-13.
Ik liep met lichte strijkmuziek
de zo-ho-nige velden af
ik liep met lichte strijkmuziek de zonnige velden af
Dit hoort tussen de eerste en laatste strofen.
Ik herinner mij nog de volgende regels van dit lied:
Op het afgemaaide land, liep een arme muzikant
met een kletsnat pak, geen graan op zak
en zonder dak.
en:
Ach wat spijt, wat voerde je uit in de zomertijd,
ach wat nood, ga dansen nu voor je brood.
Ook ik heb een lied over een krekel en mier 50 jaar geleden geleerd. Ik ken het niet meer helemaal. Dit weet ik nog
Wie is daar, wie klopt aan de deur als een bedelaar?
Wie is daar, wie klopt met groot misbaar.
Och leen mij lieve buur, een graantje uit je schuur. Ik heb een kletsnat pak geen graan op zak en ik ben zonder dak.
Ik trok met lichte strijkmuziek de zonnige velden door en speelde heel de zomertijd mijn vrolijke wijsjes voor. Nu is de herfst gekomen, heeft alle vreugd genomen. Ik heb een kletsnat pak enz.
de fabel wordt toegeschreven aan La Fontaine. Ik heb deze vertaling:
Daar de krekel leefde in zang,
maanden lang,
ziet zij van veel zich verstoken,
nu de koude is aangebroken.
Niet het kleinste hapje insect,
vlieg of rupsje, dat ze ontdekt.
En dus klampt zij, om den broode,
buurvrouw mier aan mt haar nooden.
en zij vraagt wat graan te leen,
dat zij door den winter heen
voortbestaan mag tot de lente.
“Hoofdsom”, zegt zij haar, “en rente
krijg je op dierenwoord, zoo vlug
als het oogsttij wordt, terug”.
Maar zoo’n leentjebuur, zo’n klaagster
komt de mier wel ’t minst van pas.
“Wat, zoo lang het zomer was,
deed je dan?” zegt ze aan die vraagster.
“Nacht en dag, voor mensch en dier,
zong ik, als mij ingegeven.”
“Zong je? Heb ik van mijn leven!
Dans dan nu maar. Veel plezier!”
Le cigale et la fourmi (De krekel en de mier)
De krekel sjirpte dag en nacht, zo lang het zomer was,
Wijl buurvrouw mier bedrijvig op en neer kroop door ‘t gras
“Ik vrolijk je wat op,” zei hij. “Kom, luister naar mijn lied.”
Zij schudde nijdig met haar kop: “Een mier die luiert niet!”
Toen na een tijd de vrieswind kwam, hield onze krekel op.
Geen larfje of geen sprietje meer: droef schudde hij zijn kop.
Doorkoud en hongerig kroop hij naar ‘t warme mierennest.
“Ach, juffrouw mier, geef alsjeblieft wat eten voor de rest
Van deze barre winter. Ik betaal met rente terug,
Nog vóór augustus, krekelwoord en zweren doe ‘k niet vlug!”
“Je weet dat ik aan niemand leen,”
Zei buurvrouw mier toen heel gemeen.
“Wat deed je toen de zon nog straalde
En ik mijn voorraad binnenhaalde?”
“Ik zong voor jou,” zei zacht de krekel.
“Daaraan heb ik als mier een hekel!
Toen zong je en nu ben je arm.
Dus dans nu maar, dan krijg je ‘t warm!”
Wie leeft van kunst gaat door voor gek.
Vaak lijdt hij honger en gebrek