Toen vader abraham nog een jongman was

May Tobback - 14-04-2025


Ik ben op zoek naar: Tekst
Bladmuziek (alleen toegestaan bij oude muziek)

Toen vader Abraham nog een jongman was
en hij met zijn tenen speelde of in de bijbel las

Weet er verder niets meer van








Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *



This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.


2 reacties

  1. Met deze reactie is een bijlage meegestuurd. SeniorPlaza stuurt deze per e-mail aan de betrokkenen:  Vader-Adam-–-Wreed-en-Plezant.mp3

    Vader Adam

    Toen onze vader Adam nog een jonkman was,
    toen leefd’ hij op zijn goed zoals op vaders kas.
    ’t Geluk dat liep hem na en zonder iets te doen,
    sliep hij tot halverelf en soms tot na de noen

    en zingt van traderiedera
    en zingt van traderiedera
    van tra van tra van traderiedera riedera

    Na zijnen déjeuner trok hij zijn botten aan,
    en ging een straatje om, mij dunkt ik zie hem gaan
    Hij rookt’ een goei sigaar en dronk een pintje bier
    en speeld’ op den biljaar wel een partij of vier

    Dan in den achternoen reed hij te paard, kadee
    of, was het weer te slecht, ging naar zijn staminee (1)
    en bleef hij ook eens thuis voor enen enk’le keer
    dan speeld’ hij een piket (2) met onzen Lieven Heer

    Dit leven was te schoon, teveel op zijn gemak
    en Adam kreeg in ’t hoofd dat hem nog iets ontbrak.
    “Och Heer,” zo zijde hij, “het is hier toch zo flauw
    ‘k ben jong en heel alleen, och, geef me toch een vrouw!”

    “Maar Adam, jongen lief”, zo sprak de Goede God,
    “waar gij nu toch aan denkt! Zijt gij dan zat of zot?”
    “Neen, neen, geef mij een vrouw, zoals ik het U zeg,
    of ‘k laat me overrijden op den ijz’ren weg (3).”

    Daar was niets aan te doen, de man was niet kontent
    en God gaf hem een wijf zo groot als haren vent.
    En Adam trouwt ermee, hij danst en lacht en springt,
    terwijl dat Eva hem haar schoonste liedje zingt.

    Maar korten tijd daarna, gij zult me wel verstaan,
    hoort wat verdriet de vrouw haar man heeft aangedaan:
    men vond hem meer dan eens te zuchten voor de deur:
    “Och was ik maar gaan liggen voor den avapeur. (4)”

    Eens kwam de goede God daar stillekes voorbij
    terwijl z’aan ’t vechten waren voor een vodderij.
    De vent die sloeg er op, maar kreeg er zelve van
    want ’t wijf dat was gewapend met een oliekan.

    Het was kurjeus om zien, zo ’t horen geen plezier
    want anders was het niet dan huilen en getier.
    De Heer keerde zich om: “Wel Adam, mijne maat,
    nu zijde g’arrangeerd maar is het veel te laat.”