Versje voor declamatie

Anna Maria Monfils Lolkus - 25-05-2013


Type: versje

“In het groene gras, dicht bij een plas…

Het gaat over Antje en Jantje

Wie kan mij de juiste woorden geven?









2 reacties

  1. Jeanne Albers

    Zielsverhuizing

    Op het gras vlak bij de plas
    Waar de kikkers lustig sprongen
    Wijl de vogels lenteliedjes zongen
    Zaten Jan en Antje, handje in handje
    Met zijn beien, een beetje te vrijen.
    Ze zaten over de toekomst te soezen
    En zijn hoofd lag op haar witte blouse
    Ze zoenden elkaar telkens eens lekker
    En je weet, dan wordt het hoe langer hoe gekker
    Maar toen werd Antje poëtisch
    En ze sprak er pathetisch
    O Jan, mijn Jan, ach Jan, mijn Jantje
    En Jan zei, ben je niet lekker Antje
    Maar Antje sprak toen diep bewogen
    Met van liefde rollende ogen
    Ach Jan, ik denk aan latere tijden
    Als we eenmaal moeten scheiden
    Maar Jan sprak toen zeer benauwd
    Wou je nou al scheiden, we zijn nog niet eens getrouwd
    Nee sprak Antje, dat is niet mijn bedoeling
    Maar ik kan me soms zoo akelig voelen
    Als ik denk dat eens de tijd zal komen
    Dat jij van mij wordt weggenomen
    Of ik van jou, en wij misschien
    Elkander nooit meer zullen zien
    Dat je nooit meer zegt, mijn hondje, mijn poesje
    En de tranen rolden over haar bloesje
    Eerst keek Jan haar beteuterd aan
    Maar toen sprak hij vol autoriteit
    Je bent elkaar niet voor eeuwig
    De zielsverhuizingsleer, sprak hij geleerd
    Zegt dat je op aarde direct wederkeert
    Natuurlijk in een andere vorm
    Bijvoorbeeld als ezel of een worm
    Als een lelie of een beer
    En zoo zie je elkander weer
    Antje veegde haar ogen af, en snoot haar neus
    En zei toen, Gut Jan, is het heusch?
    He, weet je wat ik dan zou willen zijn!
    Zoo iets heel liefs, zoo iets heel kleins
    Als ik weer terug kom zooals je hebt gelezen
    Dan zou ik een boterbloempje willen wezen
    Zoals ginds in de weide staat
    Verliefd keek Jan zijn Antje aan
    En zei, als jij als boterbloempje bent herrezen
    Ant, dan zou ik een os willen wezen
    Graasde ik dan in de wei waar jij stond
    Zocht ik net zo lang, tot ik je vond
    Had ik je dan, dan boog ik mijn kop
    En van pure liefde vrat ik je op
    Natuurlijk gaf hij bij al die visioenen
    Zijn Antje een paar honderd zoenen
    Maar Antje lachte, en zei maffe gek
    Ik zie me al zitten in jou bek
    Wat zou je dan met mij beginnen
    Nou zei Jan, dan slik ik jou naar binnen
    Dan kom je in mijn maag, mijn wijfje
    Dan heb ik je vast schat, want daar blijf je
    Dan ben je bij mij voor altijd
    Nee . . . . zei Antje, je raakt me weer kwijt
    Wat er in gaat bij de snuit
    Komt er aan de andere kant weer uit
    En Antje bloosde, en giechelde zacht
    En Jan zei, daaraan heb ik niet gedacht
    Gut Ant, ’t is eigenlijk een vies praatje
    Maar dan werd jij zoo’n plakkaatje
    Ja lachte Ant, … en met een zoen
    Vroeg ze, zeg Jan wat zou jij doen
    Wat zou je dan wel zeggen
    Als je mij zo plat op het land zag leggen
    En toen zei Jan; als ik zag
    Als jij zoo plat op het land daar lag
    Dan zei ik, dat is besallemandert
    Gut, Gut, wat is die Ant verandert.

    Gedicht van Taco Zondervan (1878 – 1966). Geschreven waarschijnlijk ergens in de jaren 30.

  2. Hanneke Peters

    Zielsverhuizing

    In het groene gras
    Dicht bij een plas
    Waar de kikkers rustig sprongen
    En de vogels hun lente liedjes zongen

    Zaten Jantje en Antje
    Samen hand in handje
    Met hun beide
    Gezellig te vrijen
    Ze zoende elkaar telkens lekker,
    En zoals je wwet [weet] dan wor je hoe langer hoe gekker

    Op eens sprak ans poëtich
    Mijn Jantje mijn jantje Mijn Jantje
    En Jan sprak wor je niet lekker Antje
    Jawel sprak Antje diep bewogen
    Met van liefde rollende ogen

    Maar ik denk om latere tijden
    Als we eenmaal moeten scheiden
    Scheiden sprak Jan benouwd
    En we zijn nog niet getrouwd
    Och nee sprak Ans dat is niet mijn bedoelen

    Maar ik kan me soms zo angstig voelen
    Als ik denk dat eens de tijd zal komen
    Dat jij van mij wordt weg genomen
    Of ik van jou mischien
    En wij elkaar nooit wederzien

    En jij niet meer zult zeggen Mijn Ansje mijn boesje
    En de tranen rolde over haar bloesje
    Toen sprak Jan vol Autoriteit
    Maar kind in zo’n geval ben je elkaar niet altijd kwijd

    De zielsverhuizingsleer beweert dat men op aarde weder keert
    Maar in een ander gedaante in een ander form
    Bijvoobeeld als leilie of als worm
    Of als ezel of als Beer

    En zo zie je elkander weer,
    Antje veegde haar tranen en snoot haar neus
    En zei gut Jan is het heus
    Als het waar is wat je daar hebt gelezen
    Zou ik een Boterbloempje willen wezen
    Zoals daar in de weide staan
    En verliefd keek Jan z’n Antje aan

    En onder al die sermoenen
    Gaf hij haar wel honder zoenen
    En als jij dan in een boterbloempje bent herezen
    Zou ik een koe willen wezen

    En stond ik in de wei waar jij stond
    Dan zocht ik net zolang tot ik je vond
    En vond ik je dan boog ik mijn kop en uit pure liefde
    vrat ik je op

    Dan zat je in mijn maag mijn wijfje
    En wel voor eeuwig want daar blijf je
    Mis sprak Ans wat er gaat in de snuit komt er aan de andere
    kant weer uit
    En wat zou je dan wel zeggen
    Als je me daar zo plat zag legen [leggen]
    Wat ik dan zeggen [zou] sprak Jan wat ik dan zou zeggen
    Het is toch besalemanderd
    Goeie grutte mijn kind wat ben jij veranderd!